'Niks voor mij:
maandag
de week
beginnen met
het idee dat
het vrijdag pas
leuk wordt'
sten in de garage waarbij ik verhalen ver
telde. Of ik hield speurtochten in de stad.
Of een quiz, inclusief prijzen. De buurvrouw
riep weieens: 'O jongens, Cornald Maas is
weer buiten...' Dan ging ik weer in discussie.
Of las ik iemand de les. In de garage vertelde
ik over de prachtig ingerichte stijlkamers van
museum het Markiezenhof in Bergen op
Zoom. Over de brand in de Gertrudiskerk.
Met foto's en al. De meeste kinderen hadden
daar helemaal geen zin in. Die wilden buiten
spelen. Met een fiets over een verlaten terrein
raggen."
Hij was een buitenbeentje, maar wel een
zelfgekozen buitenbeentje. „Ik was de
kleinste van de klas, eeuwen duurde het
voor ik begon te groeien. Mijn ouders over
wogen zelfs een operatie. Nu ben ik 1.87."
De kleine Cornald was ook enigszins zie
kelijk. Longproblemen, paratyfus op zijn
4de. „Maar mentaal ben ik uiterst weer
baar." Zijn twee jaar jongere broer Frans
- verspringer en nog altijd Nederlands re
cordhouder hink-stap-sprong - was op en
top atleet. „Frans had altijd vriendinnetjes.
Sportief gezien kon hij alles. Ook de tien
kamp, zwemmen. Ik kon he-le-maal niks.
In arren moede deden mijn ouders me op
tafeltennis. Ook dat kon ik niet."
Hij was wel goed op school, vanzelfspre
kend op gymnastiek na. „Ik moest het er
gens anders van hebben. Ik roerde me, trok
m'n mond open. Schreef voor de school
krant. Over de decaan die mensen voortrok.
Dat stelde ik op m'n 14de aan de kaak. Het
werd alleen niet geplaatst. Te pijnlijk. Maar
mijn lovende recensie over de nieuwe elpee
van Gruppo Sportivo verscheen wél.
„Tegelijk was ik gewoon een kind. Een
jongetje, smoorverliefd op Agnetha van
Abba. Als mijn vader en broer daar een grap
over maakten, bloosde ik van oor tot oor."
Zijn moeder, zegt hij, wilde dat haar kin
deren de wereld zouden verkennen. Vierde
de aspiraties die zij nooit had kunnen inlos
sen bot op Frans, Cornald en Liesbeth, zijn
zeven jaar jongere zusje. Muziekschool, het
rijbewijs dat moest worden gehaald, spor
ten. En het liefst een mooie studie. „Ik ging
naar het Juvenaat, een particulier gymna
sium. Ze kon me ook naar een gewone mid
delbare school sturen. Ik was 12, ik bedacht
dat niet. Het was haar eerzucht. Dat is voor
mij het melancholische aspect van mijn
boek. Mijn moeder had - anders dan mijn
vader, die een transportbedrijf leidde en
tevreden was met wat hij had bereikt - de
behoefte aan een avontuurlijk bestaan. Ze
wilde vanuit een achterstandspositie een
groter leven bereiken. Hoe, dat wist ze niet.
Ze groeide op in Brabant, ging trouw naar
PASPOORT
Cornald Maas
de kerk. Het was in die tijd helemaal niet
vanzelfsprekend dat een meisje naar de
middelbare school ging. Ze werkte, deed de
administratie voor een houthandel, maar
toen ze zwanger was van mij, werd ze ont
slagen. We praten tegenwoordig veel over
het maakbare leven, maar zoiets bestond
destijds helemaal niet."
Cornald Maas ging studeren in Leiden
en werd lid van studentencorps Minerva.
Cornald Maas een heuse bal? „Ik wilde niet
per se naar een reactionair bolwerk. De
mensen die ik ontmoette en bij wie ik me
prettig voelde, waren lid. Ik was zo onbe
vangen, ik had niet de last op mijn schou
ders van vaders die lid waren geweest. Die
mores, al die regels... Ik wist van niks, joh."
In het studentenleven liet hij zich gelden.
„Ik werd er al snel uitgepikt om een act voor
een playbackshow te verzinnen." Bij het
corps begon hij weer met verhalen vertellen
en ook organiseerde hij lezingen. „Ik no
digde geen wetenschappers uit - wat ge
bruikelijk was, maar daar kwamen weinig
mensen op af- maar mensen als Koos Pos-
tema, Frits Spits, Hedy d'Ancona. Ik schreef
hen brutaalweg aan. En ze kwamen. De
bibliotheek puilde uit."
Hij werd gedreven door de constante
drang zich te onderscheiden. De jonge
Cornald nam zich voor alles uit het leven
te halen. „Ik wil de beste zijn. Op het ver
moeiende af. Ik zag in Brabant dingen ge
beuren waarvan ik dacht: dat wil ik later
niet zo. Niet dat gelijkmatige. Dat stramien
van 's zondags naar de kerk en afwisselend
naar de oma's en opa's. En maandag de
week beginnen met het idee dat het pas
vrijdag leuk zou worden. Ik wilde elke dag
iets beleven."
Nog steeds heeft hij de onweerstaanbare
drang tot verandering - een karakterologi
sche erfenis van zijn moeder, die het lef
had na haar 40ste voor een geheel nieuw
bestaan te kiezen. „Het staat bij mij niet
snel stil. Ook nu ik ouder en wijzer ben,
wil ik de switch kunnen maken naar een
nieuw leven. Het gevoel hebben dat alles
nog mogelijk is."
Maar toch: zijn relatie met partner Mar-
tijn duurt inmiddels twintig jaar. Ze wonen
niet samen. „Dat is geen bewuste keuze, het
is zo gegroeid." Het leidt soms tot koddige
situaties. „Ik zat vorige week bij Martij n tv
te kijken. Begint hij plots de lichten uit te
doen. 'Zeg, vind je het erg, ik zit nog te kij
ken', zei ik. 'Ja, maar ik wil naar bed.' 'O,
dus je wilt dat ik wegga?' 'Ja, eigenlijk wel.'
Prima hoor, vind ik helemaal niet erg. Het
houdt onze band fris, al kun je met even-
Geboren
22 juli 1962 in
Bergen op Zoom.
Opleiding
Nederlandse taal- en letter
kunde aan de universiteit
van Leiden.
Loopbaan
Begint in 1986 bij Elsevier.
Daarna redacteur van tv-
programma's als Sonja op
zaterdag en De schreeuw
van De Leeuw. Schrijft voor
de Volkskrant, becommenta
rieert het Songfestival en
presenteert culturele tv-pro-
gramma's. Schrijft boeken,
waaronder Trotse ouders,
Op de helft en Uit elkaar.
Ach kind toch verschijnt bij
uitgeverij Prometheus.
Privé
Lat-relatie.
WG
ZATERDAG 13 OKTOBER 2018 11