ZE HAD DE NAAR BINNEN
GEKEERDE BLIK GEKREGEN
DIE BLINDEN KENMERKT
Onderweg naar de bezoekuren fantaseer
den mijn vader en ik hardop over het
platslaan van auto's met honkbalknup
pels. We voelden ons erdoor verbonden.
Het bood een paar druppels opluchting
in een oceaan van onmacht. Dan stak ik
mijn hoofd uit het autoraam en vergat ik,
wind en zon in mijn gezicht, voor heel
even de rest van de wereld.
Want zodra ik de draaideuren pas
seerde van dat ziekenhuis - de weeïge
geur, de steriel strakke inrichting, de on
miskenbare aanwezigheid van ziekte en
dood - zakte alle moed me in de schoe
nen. Mijn zus Daya, destijds een 10-jarige
doerak met witblonde krullen, was licht
voetiger. Nadat artsen voor onderzoek
kankerweefsel hadden weggenomen via
een gaatje in mijn moeders schedel,
legde Daya geruststellend haar handen
op de hechtingen. „Om de kanker uit
haar hoofd te halen", vertelde ze me on
langs. „Ik dacht echt dat mijn krachten
haar een beetje genazen."
Ondertussen was mijn moeder een
dagboek begonnen: Nog nooit is tijd zo
snel gegaan. Vorige week om deze tijd was ik
aan 't werk. Nu zit ik hier met een dodelijke
ziekte in mijn hoofd waarvan alleen nog niet
duidelijk is wat en hoe. Wie dit leest denkt
misschien dat ik moeite heb met Nederlands,
maar ik krijg geen heel beeld, ook niet met
rechts. Hoe moet ik vechten voor mijn leven?
Alles moet ik mobiliseren om het bijltje er
niet bij neer te gooien. Dik en ik gaan trou
wen - hij koopt een kat in de zak, maar als
me iets gebeurt, zit het financieel tenminste
goed.
Op woensdag 14 juli 1998 traden mijn
ouders, orthopedagoge Joke Hermine
Wortman en sociaal psycholoog Dirk Jan
Elzenga, inderdaad in het huwelijk. Op
het stadhuis van Delft, ten overstaan van
alles en iedereen die ze liefhadden. Eer
der dat jaar hadden we op Ameland, de
plek waar ze elkaar hadden leren kennen,
nog met vrienden en familieleden ge
vierd dat ze vijfentwintig jaar samen
waren. Van de trouwerij herinner ik me
vooral de lach van mijn moeder toen
mijn vader de ring om haar vinger schoof.
Alsof ze, en daarmee wij allemaal, een
lange neus trok naar het noodlot.
Bestralingen
Eind juli, een kleine maand na haar eerste
insult, mocht mijn moeder naar huis. En
ook al reisden we meermaals per week
naar het ziekenhuis voor bestralingen, zo
goed en zo kwaad als het ging hervatten
we ons normale leven. Het was hoog-
zomer. We gingen zwemmen. Na
etentjes in de tuin haalde ik, een paar
gestolen ogenblikken zorgeloos, op
mama's fiets Italiaans roomijs. We
bejubelden Dennis Bergkamps legen
darische doelpunt tijdens de WK-kwart-
finale Nederland-Argentinië. Mijn
moeder liet alledaagse briefjes achter op
de eettafel: Dag lieve Daya Geert, Lekker
geslapen? Ik ben metAnnemiek naar de
kapper in Rotterdam. Vanmiddag gaan we
naar Karien-strandwandeling maken
eten: wat ons betreft mag Geert mee, moet
ie 't even thuis vragen, doei tot zo, Joke.
Ik had hoop. 'Al heb ik maar 1 procent
kans, ik gooi alles in de strijd wat ik heb',
zei mijn moeder dan. Met tomeloze ener
gie verkenden mijn ouders, toen de be
stralingen geen genezing brachten, 'het
alternatieve circuit'. Ze bezochten ayur-
vedische artsen, Braziliaanse gebeds
genezers en helingsrituelen met halluci-
nogene drankjes. Twee keer per week
hing mijn moeder uren aan een infuus
in een sjieke kliniek in de buurt van
Utrecht. Dat móést toch haast wel hel
pen? Mijn vader, een fervent natuur
beschermer, bestelde per post haaien-
bottenpillen. Ook bleef hij tot in de
1984
Moeder en zoon
Zwanger van Nils
(boven), met baby
Nils en met peuter
Nils (rechts).
Pril geluk
Vader Dik en
moeder Joke 14
jaar voordat ze
trouwden.
1980
1980
181 zaterdag 29 september 2018