NIEUW
Nadat ze twee jaar aan Terug naar
Neerpelt had gewerkt, zei haar
man: 'Ik heb liever dat je niet
meer over de familie Joris
praat.' Al die tijd had ze zich onderge
dompeld in het archief van haar over
leden vader, ze had brieven verzameld,
foto's bekeken, dagboeken gelezen, ge
luidsopnamen beluisterd en met haar
broers en zussen gepraat. Aanleiding voor
die grondige research was haar broer
Fonny. Twintig jaar na diens overlijden
achtte schrijver Lieve Joris de tijd rijp om
zijn geschiedenis op te tekenen: een tu
multueus en tragisch verhaal over versla
ving, psychisch lijden en gezinsterreur.
Joris groeide op in België, in een katho
liek gezin met negen kinderen. Aan de
oudste zoon hadden haar ouders hun
handen vol. Fonny was dwars, maakte
ruzie, pestte andere kinderen, kon zich
niet concentreren, liep van school weg,
vond nergens zijn draai. Was hij in deze
tijd opgegroeid, dan had hij misschien
de diagnose adhd gekregen. Zelfs in de
muziek, zijn grote passie, vertoonde hij
niet genoeg doorzettingsvermogen om
er iets van te maken.
„Aan zijn talent lag het niet", zegt Joris.
„En aan zijn charisma evenmin. Fonny
was knap, had een enorme aantrekkings
kracht op mensen. Als hij een café bin
nenkwam, keek iedereen op. Ik, zijn drie
jaar jongere zus, was zelfs een beetje ver
liefd op hem. Hij introduceerde me in de
wereld van de jaren 60, van Bob Dylan en
The Velvet Underground, New York en
Andy Warhol. Met Fonny rookte ik voor
het eerst hasj. Op zijn bandrecorder
draaide hij Leonard Cohen, wiens liedjes
ons loszongen van ons kleinburgerlijke
geboortedorp. Daarginder gebeurde het,
niet bij ons in Neerpelt."
Maar het was Lieve die het dorp verliet,
die naar Amsterdam vertrok en als eerste
ging reizen - niet haar broer Fonny. Er
over praten was één ding, daadwerkelijk
vertrekken bleek een brug te ver. Dat hij
was overgestapt op harddrugs, hielp
uiteraard niet: de speed, coke en heroïne
maakten hem nog stuurlozer dan hij al
was. Zijn ouders deden alles om hem
te beschermen en op het rechte pad te
houden, maar waren blind voor zijn ma
nipulatieve karakter. „De generatie van
mijn ouders wist eigenlijk niet wat drugs
waren", zegt Joris. „Ze wilden of konden
het niet zien. De drugsvoorlichtingsfol
ders die ik meenam uit Amsterdam naar
Neerpelt, gooiden ze achteloos in een
hoek."
Foetus
Vader Joris bleef zijn zoon de hand boven
het hoofd houden, ten koste van de rest
van het gezin. De anderen keerden zich
steeds meer af van de onberekenbare,
egocentrische Fonny, die loog, stal en
bedroog om zijn verslaving te bekostigen.
„Hij had misschien van zichzelf al een
psychiatrische stoornis, maar als je dan
drugs gebruikt, word je zeker psycho
pathisch", zegt Joris. „Zijn verslaving
maakte hem narcistisch, puur gericht
op zichzelf en zijn eigen behoeftebe
vrediging."
Dat haar vader toch voor hem koos, had
ook te maken met zijn katholieke geloof,
benadrukt ze. „Het Bijbelse verhaal van
de verloren zoon leefde nog erg in die
generatie. Fonny, de gekwetste, werd een
project dat mijn vader wilde doen slagen.
Hij is nooit gestopt met hem te helpen; je
zou Fonny niet als een dakloze langs de
gevels zien schuren, zoals de junks in
Amsterdam. Altijd kon hij weer bij mijn
ouders terecht. Dat ze hem daarmee mis
schien juist niét hielpen, hebben ze nooit
begrepen."
Het gedrag van Fonny leidde tot hoog
oplopende familieruzies en een slopend
patroon van afkicken, terugval en ouder
lijke wanhoop - totdat hij op zijn 47ste
door een overdosis stierf. En hoewel ze
niets goedpraat, veroordeelt Joris haar
broer niet. „Ik ben met hem opgegroeid;
hij zit met zo veel draadjes aan me vast.
Zelfs toen hij me had verraden bij mijn
moeder - 'Lieve heeft een verhouding
met een getrouwde man!' - en ik van
mijn andere broer een klap kreeg, wist
hij me snel weer voor zich te winnen.
Hij zette me een zonnebril op en nam
me mee op stap."
Luisterend naar de cassetteopnamen
die hij maakte van de ruzies met zijn
magazine [35
MARNIX PEETERS
IK HEB AIDS VAN
JOHNNY DIAMOND
n
NON-FICTIE
WEGVANHAAR
Stella Damstra adop
teerde een kind maar
de moederliefde
kwam niet vanzelf.
In een deels gefictio
naliseerd verhaal, ze
heet dan Julia, vertelt
ze over haar ervaring
in een poging een
taboe te doorbreken.
Ze worstelt met
schuld, schaamte en
frustratie. (Orlando,
16,95)
KINDERBOEK
TROBI
Illustrator Brain El-
stak won een Zilve
ren Penseel voor Tori,
de voorganger van
dit boek. Voor het
tweede deel werkte
hij samen met thea
terschrijver Esther
Duysker. In hun ver
haal gaan dappere
kinderen de strijd aan
met de dieven van
een krachtige tijger
klauw. (Das Mag,
19,99)
ROMAN
IK HEB AIDS VAN
JOHNNY DIAMOND
In zijn achtste roman
richt de Belgische
schrijver Marnix Pee-
ters zich op de mid
lifecrisis. Barry King
vlucht met zijn vriend
naar Berlijn en daar
gaan de poppen aan
het dansen. Hij vindt
er de liefde van zijn
leven in een tiener
meisje. Peeters
noemt zijn nieuwe
boek een zoektocht
naar ethiek. (Pottwal,
15,99)
ESTHEi
DUYSKE
WG