ügbert Jan De stadsdichteres die voor het afspraakje geen foto wil sturen; de aantrekkelijke vrouw die 'een vorkje wil prikken'. Wegwezen, denkt Egbert Jan al gauw. o in het geheim date ik wat af. Vraagt iemand: date jij eigenlijk nog, dan zeg ik naar waarheid 'nee', want dat ben ik na elke nieuwe ervaring niet meer van plan. „Hi, ik ben N. Ben jij, eh...?" Ze komt als bij toverslag vanuit mijn dode hoek, uit de toiletten, terwijl ik al zeker twintig minuten de ingang van het bruine café in de gaten zit te houden. Uit haar ogen en neus druipt vocht, de wan hoop staat op haar gelaat geschreven. Een dot doekjes zit tussen haar vingers geklemd. N. is stadsdichteres; fraaie, doorleefde regels van haar prijken op openbare muren. Ze heeft me een foto gestuurd van haar achterkant, die er best okay uit zag, als achterkant. 'Op internet zul je geen beelden van mij vinden', schreef ze. 'Ik lig goed bij de mannen. Hier moet je 't mee doen.' Mededogen overvalt me, daar in dat bruine café. Zij kan het toch niet helpen? Ik probeer haar op haar gemak te stellen, wat een halfuur vol te houden is. Als ik opsta zucht ze opgelucht. Wat een spannend spel van alledag zou moeten zijn, hebben we terug weten te brengen tot een digitale markt van naderen en afstand nemen, bieden en loven, gokken en proberen maar. J. is een aantrekkelijke en nuchtere vrouw met wie ik 'een vorkje prik'. Zij noemt dat zo, en dadelijk slaat ergernis toe. Een vorkje prikken, je ding doen, een boom opzetten - ik kan er niet tegen. Terwijl ik met weerzin m'n vork in het gevulde riblapje duw, denk ik: wat een onrecht doe ik haar aan. Wat onmo gelijk, wat naar. „Weet je wat, ik kom naast je zitten", zegt J. Ze heeft een leesbril opgezet, zo een met gehalveerde glazen, waarschijn lijk om gerichter in haar gerecht te kun nen prikken. Daaroverheen kijkt ze me van onderaf aan. Nog steeds is J. een aantrekkelijke en prettige vrouw. Maar de ongerijmde er gernis is een signaal: wegwezen. En ja, als je op basis van niets, als een soort onderhandeling, met elkaar een vorkje prikt zou het wel heel toevallig zijn als opeens de vlam in de pan slaat. Al is het niet uitgesloten. 'Ik rotzooi maar een beetje an', heeft de schilder Karei Appel in 1955 gezegd. Hij was een begenadigd kunstenaar. Als ik anderen bezig zie, en mezelf, is het duidelijk: we rotzooien maar wat an, levenskunstenaars als we zijn. 41 We rotzooien maar wat an 7 H Reageren? magazine@persgroep.nl Egbert Jan Riethof (64) is journalist. Hij heeft een dochter (25) en een zoon (23). Egbert Jan woont in z'n eentje in een huis met drie verdiepingen. 61 zaterdag 8 september 2018

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2018 | | pagina 72