25
I
i—s
vraagd en soms met grof geweld hun
huizen binnendrongen. Maar dat
maakt de trauma's van de soldaten
die collega's en vrienden verloren,
niet minder groot.
Eenmaal thuis schrokken 'onze
jongens' van vreemde gezichten in
het straatbeeld. Een zwarte baard in
de massa, een hoofddoek. Gezichten
die ze deden denken aan toen. Aan
daar. Aan die keer. Aan hén.
Ze waren zó bang dat ze hun
dienstwapen misten. Zó bang voor
wat ze zouden kunnen doen. En dus
vermeden ze bepaalde straten - 'Daar
zit een asielzoekerscentrum, en ver
trouw ik mezelf niet.' Wilden ze niet
reizen met de trein - 'Straks zit ik bij
een Irakees. En wat als ik niet snel
naar buiten kan?' Of - zoals in het ge
val van de jonge vader - ze durfden
niet naar een ruimere flat te verhui
zen, omdat de buren weieens Af-
ghaans zouden kunnen zijn - 'Ik
weet niet hoelang ik dan kalm blijf.'
En ik, luisterend naar hun verha
len, spelend met hun kinderen, werd
ook bang. Want naar hoe meer ver
halen ik luisterde, hoe beter ik hun
angst begreep. Niet dat ik het ermee
eens was. Maar voor het eerst in mijn
leven - een leven waarin ik op
groeide met ouders die fietsles gaven
aan migrantenvrouwen, een leven
waarin ik vrijwilligerswerk deed met
vluchtelingen en veldwerk in hun
kampen - lukte het me begrip te voe
len voor landgenoten die de aanwe
zigheid van gevluchte Syriërs, Afgha-
nen, Koerden en Irakezen ervaren als
een serieuze bedreiging.
En dat gevoel was oncomfortabel.
Ik had tot dan toe altijd geloofd dat
onwetendheid over de ander angstig
maakt. Educatie zou een oplossing
bieden. Van de veteranen leerde ik
dat veel weten over een ander, even
goed angstig kan maken. En daarvoor
kende ik de oplossing niet.
„Ik ben geen racist", zei de jonge
28.000
vader. „Ik ging op missie om die
mensen te helpen. Nu denk ik steeds,
als ik iemand zie die lijkt op mensen
van daar: waarom is hij gevlucht?
Heeft hij iets uitgespookt? Zou hij
ook op ons hebben geschoten?" Ik
wilde tegenwerpen dat ik de kans
minimaal acht dat zoiets zou gebeu
ren, maar realiseerde me dat het arro
gant zou zijn om zijn angst als onzin
te bestempelen. Ik was nooit bescho
ten. Ik had nooit het gejammer ge
hoord van een neergeschoten vriend.
Uit de babyfoon klonk gepruttel.
Het zoontje leek naar te dromen, zijn
geroep werd luider. „Wees maar niet
bang", zei de veteraan. „Papa komt
eraan."
De veteraan uit dit verhaal is inmiddels
onder behandeling en heeft afstand ge
daan van zijn pistool.
Moet ik extra
vitamine D
slikken?
Bedenk waar
u goed in bent,
wat u leuk
vindt en wat
betekenis
geeft
Past mijn werk
eigenlijk wel
bij mij?
dinsdag 4 september 2018
GO
ILLUSTRATIE NOZZMAN
28.000 van de 140.000
Nederlandse veteranen
hebben volgens formele
statistieken bij terugkeer
van een missie psychische
of lichamelijke klachten.
Het gros van de klachten
verdwijnt binnen drie maan
den na terugkeer. Circa 10
procent heeft behandeling
nodig en in circa 5 procent
van de gevallen blijkt, na
vraaggesprekken, sprake
van zeer ernstige klachten
zoals een Post Traumati
sche Stress Stoornis
(PTSS).
Lang niet alle veteranen
durven hulp te zoeken.
(Bronnen: stichting Vetera-
nendag, Defensie, Stichting
'45.)
Tijdens de herfst en
winter slik ik vitamine
D. In de zomer stop ik
daar dan mee. We
hebben nu zo'n goede
zomer. Wanneer moet
ik weer beginnen?
Voordat ik antwoord op
uw vraag geef, wil ik
eerst uitleggen dat het
niet voor iedereen
noodzakelijk is om vita
mine D te slikken.
Het lichaam kan vita
mine D voor het groot
ste gedeelte zelf aan
maken met behulp van
zonlicht. In de zomer
hebben de meeste men
sen meer vitamine D in
hun bloed dan in de win
ter, maar dat betekent
niet per se dat in de
winter extra vitamine D
nodig is in de vorm van
tabletten.
Heeft u een lichte huid
en komt u gemiddeld 15
tot 30 minuten buiten,
en met name tussen
11.00 uur en 15.00 uur
zonder dat u uw gezicht
en handen bedekt, dan
is dat voldoende. Ook
als het bewolkt is.
Tabletten zou ik alleen
aanraden aan vrouwen
boven de 50 jaar, man
nen boven de 70 jaar,
bewoners van verzor-
gings-en verpleeghui
zen, mensen met bot-
ontkalking en een ver
hoogde kans op vallen,
en als u gedurende de
dag onvoldoende buiten
komt, een getinte of
donkere huid heeft of
volledig bedekkende
kleding draagt.
—Rutger Verhoeff
—Ellen Huijsmans
Als tiener heb ik een
keuze gemaakt voor
een opleiding en dus
loopbaan. Nu ik ouder
ben vraag ik me af of
die wel bij me past,
maar hoe kom ik daar
achter?
Het kan goed zijn eens
terug te kijken waarop
die keuze toen geba
seerd was. Lag daar
een beroepskeuzetest
aan ten grondslag? Is
de keuze gemaakt op
advies van ouders of
anderen in de omge
ving? Leek de studie u
leuk of was er een goed
baanperspectief? Op
basis van die informatie
kunt u kijken of u zelf op
dat moment een keuze
hebt gemaakt die lag bij
uw krachten, dat wat u
leuk vond en waar uw
competenties lagen.
Door ook nu weer te
bedenken waarin u
goed bent, wat u leuk
vindt en wat in uw leven
betekenis geeft, kunt u
dat projecteren op uw
huidige studie en baan
en bekijken of daar een
match in zit. Studeert u,
dan kunt u overwegen
te switchen of extra
vakken te volgen. Als u
al aan het werk bent,
kunt u deze vraag ook
met uw leidinggevende
of personeelsadviseur
bespreken en kijken of
ze met u kunnen mee
denken. Een frisse blik
op uw loopbaan kan
meer duidelijkheid
geven of dat wat u doet
bij u past.
—Ellen Huijsmans