Mijn ma
Hugo Borst schrijft over zijn moeder, die aan alzheimer lijdt. Onderweg naar
het Verpleeghuis denkt hij terug aan een ongeluk dat eind juli gebeurde.
1 waalf uur na de landing ben
ik met de fiets op weg naar
mijn moeder. Het is twee
weken geleden dat ik haar
heb gezien.
Op vakantie in de Algarve dacht
ik vaak aan hoe warm ma het moest
hebben. In Nederland was het heter
dan in Portugal. In het Verpleeghuis
is het rond de 25 graden al niet te har
den, boven de 30 is het een sauna.
Zou het tropische weer ma kunnen
doden?
Via de familiezorgapp hield ik tij
dens de vakantie contact. Mijn broer
schreef: 'Ma heeft een droog plekje op
haar heup. Daar hebben ze een soort
plak kaas opgeplakt, een wondver-
band. Verder houdt ze vocht vast bij
handen en wangen. De arts heeft
ernaar gekeken. Het kan de warmte
zijn, of haar houding.' Er zat een foto
bij van onze moeder. Ik werd er akelig
van. Mijn schoonzus schreef: 'Net
langs geweest. Joke is een zielig
hoopje.'
Om de vier dagen belde ik vanaf
het strand naar de woongroep van
mijn moeder. Ma lag onder een la
kentje te zweten, vertelden haar ver
zorgenden. Ze verzekerden me dat
ma goed dronk en redelijk at. Elke
middag rond half 3 werd ze uit bed
gehaald. In haar rolstoel aan tafel
kreeg ze Martha's heerlijke kippen
soep toegediend. Zelf eten gaat niet
meer. Martha, Wendy, Marieke,
Margot of een van de andere verzor
genden hielpen haar. Na een uur,
anderhalf uur, legden de meiden haar
weer in bed. Ze viel dan meteen in
slaap.
Ik denk terug aan eind juli, toen
het in Rotterdam onverwacht was
gaan regenen en stormen en er iets
verschrikkelijks was gebeurd. Op de
Westersingel viel tijdens het nood
weer een boom op een auto met drie
inzittenden. De mensen voorin
waren gewond, degene die achterin
zat vond de dood.
Rotterdam is kleiner dan je denkt.
Het dodelijke slachtoffer werkte in
het Verpleeghuis. Ik kwam haar vaak
tegen, teamleider Marie-Louise Veld
kamp, een vrouw van mijn leeftijd,
een zeer gewaardeerde kracht die al
32 jaar werkte bij deze zorginstelling.
We deden het allemaal, ons ongeloof
uitspreken over zoveel misfortuin.
Als de lindeboom nou twee meter
verder was gevallen... En als je weet
dat Marie-Louise zelf altijd rijdt,
maar uitgerekend die middag niet.
Normaal gesproken had haar moeder
op die fatale plek op de achterbank
gezeten.
Och, ik had mijn moedertje - ze
is aan het eind van haar Latijn - met
liefde geofferd voor het leven van
Marie-Louise die nog zoveel bete
kende voor mensen als mijn moeder.
Het zijn voorspelbare, volkomen zin
loze gedachten. Zo werkt het nou
eenmaal niet. Maar ik denk het wel,
op de fiets onderweg naar het Ver
pleeghuis, de dag nadat ik van vakan
tie terugkeerde.
Als ik even later bezweet binnen
loop op de woongroep en ma schuin
en krom in haar rolstoel zie zitten
vloek ik, keurig binnensmonds. Mijn
schoonzus had gelijk: wat een zielig
hoopje mensch. 41
1
Noodlot
Ti
H Reageren?
magazine@persgroep.nl
WG
magazine 33