IK VOND HET
LEUK OM
HARD TE
FIETSEN.
IK HAD
GEEN PLAN.
IK VIEL OP
EN BEN ER
VANZELF
EEN BEETJE
IN GEROLD
oen Jan Janssen vijftig jaar geleden als
eerste Nederlander de Tour de France
won en het hele land op zijn kop stond,
was Joop Zoetemelk waarschijnlijk ge
woon fietsen.
Hij zegt het zonder ironie, want hij kan
zich die 21ste juli van 1968 werkelijk niet
meer voor de geest halen. Al maakte hij
die zomer als amateur deel uit van de na
tionale selectie voor de Olympische Spe
len in Mexico, de Tour en het wereldje
eromheen gingen vrijwel geheel aan de
jonge renner voorbij. „Ik was graag bui
ten en vergis je niet, wij hadden thuis in
Rijpwetering nog geen tv. Wieleridolen?
Had ik niet. Van iemand als Anquetil had
ik nauwelijks gehoord. Daar hield ik me
ook niet mee bezig. Ik vond het leuk om
hard te fietsen. Ik had geen plan, geen
droom, ik viel gewoon op en ben er van
zelf een beetje in gerold."
Van geen andere renner zou je het ge
loven, maar van Joop Zoetemelk (71) kun
je niet anders dan het aannemen. Hij ont
vangt ons in het cafégedeelte van een
resort bovenop de Cauberg dat geheel in
het teken van wielrennen is ingericht.
Samen met zijn vrouw Dany is Zoete
melk ruim voor de afgesproken tijd aan
wezig. „Net als hier wordt het ook in
Frankrijk steeds drukker op de weg, dus
zijn we maar vroeg van huis vertrokken."
Een week voor de start van de Tour de
France is de beste wielrenner die Neder
land ooit heeft gekend in Valkenburg om
een bijzondere retro koers op te luisteren.
Hoewel hij de publiciteit niet opzoekt,
begrijpt hij als geen ander dat het leven
van een Tourwinnaar verplichtingen met
zich meebrengt: noblesse oblige.
Anders dan Jan Janssen, die op zijn
15de na het zien van een wielerkoers op
de paardenrenbaan in zijn geboortedorp
meteen verkocht was, dacht de jonge
Zoetemelk aanvankelijk vooral aan
schaatsen. „Ik zat in Alkemade op de
schaatsclub bij coach Egbert van 't Oever.
Om 's winters een goed figuur te slaan,
adviseerde hij me buiten het schaatssei
zoen te fietsen. Ik zat in Leiden op de
avondschool waar ik leerde voor timmer
man, en werkte overdag in Heemstede.
Als het een beetje weer was, ging ik op de
fiets. Dwars door de Haarlemmermeer.
Was er geen school, dan reed ik via de
duinen bij Zandvoort en Scheveningen
terug. In die tijd ben ik ook lid geworden
van Swift, de Leidse wielervereniging.
Die jongens reden regelmatig bij ons
door het dorp."
Eenmaal bij Swift gaat het snel. Als
jongeling haakt hij aan bij de grote ren
ners van de club zoals Gerben Karstens
en Bart Zoet, met wie hij het clubkampi
oenschap van 1965 wint. Hij rijdt dan op
een Jabo-fiets. „Die werden gemaakt door
Jasper Bouma, een framebouwer bij ons
uit de buurt. Hij stelde een eigen ploegje
samen, waarvoor ik als nieuweling ook
werd uitgenodigd."
„Nee. Jammer, want ik denk dat het nu
wel een collector's item was geweest."
Hij lacht. „Had ik geweten hoe het verder
gelopen was, dan had ik 'm bewaard.
Maar zo dacht ik toen nog niet: een fiets
was een fiets en geen museumstuk."
„Ja. Ik was 17 en reed heel makkelijk weg.
Zo makkelijk dat ploegleider Herman
Krott al snel vroeg of ik niet bij Amstel
wilde komen. Daar heb ik het vak geleerd.
Ik trok veel op met Fedor den Hertog. Die
woonde bij Krott in huis en logeerde ook
weieens bij ons in Rijpwetering. We kon
den het goed vinden, maar in de koers
botsten we nogal eens, want we wilden
allebei winnen. We vonden het dan ook
allebei mooi toen we samen met Jan Kre
kels en René Pijnen olympisch goud
wonnen op de 100 kilometer ploegentijd
rit in Mexico."
„Na de Olympische Spelen kreeg ik al
aanbiedingen om prof te worden, maar
ik koos ervoor rustig wat ervaring op te
doen. In 1969 kon ik weg uit de bouw en
kreeg ik een baan bij overhemdenbedrijf
Elmi dat me de kans bood werk te combi
neren met wielrennen. Door meer wed
strijden te rijden, zoals het Circuit des
Mines en de Ronde van Joegoslavië, ont
dekte ik wat ik wel en niet kon. Tegen
woordig gaat iedereen op hoogtestage,
de bergen in, om zich voor te bereiden op
de grote koersen. Wij zochten de vorm
door veel wedstrijden te rijden.
Dat ik kon klimmen, merkte ik voor
het eerst in Turkije tijdens de Ronde van
Marmara. Ik zat in een kopgroep en
voelde me zo goed dat ik een paar bergen
voor de finish al wilde demarreren. Maar
steeds als ik vroeg 'mag ik?', zei Krott
'nee, wachten!' Zo ging dat een paar keer
totdat ik dacht: ja, 't is goed, maar als ik
wacht tot de laatste afdaling, dan ben ik
geklopt. Dus ging ik er op zeker moment
toch vandoor. Ik won de rit en de ronde
en niet lang daarna ook de Tour de 1'Ave-
nir, zeg maar de Tour de France voor
amateurs."
In zijn eerste jaar als beroepsrenner vindt
natuurtalent Zoetemelk onderdak bij het
Heeft u die fiets nog?
Eigenlijk bent u ongewild zo ver
gekomen.
Bij uw profdebuut in 1970 werd u
meteen tweede in de Tour, achter
Eddy Merckx. Wanneer ontdekte
u dat u aardig kon klimmen?
101 zaterdag 28 juli 2018