li
9
Als Dennis het lied zingt,
schiet ik meteen vol. In de
gevangenis kon ik mijn
verdriet nooit kwijt en nu
blijf ik huilen
een autosloop kreeg de eigenaar van de sloperij
van de stress een hartaanval, wat Jonge nog altijd
achtervolgt. „Ik zei mijn maat dat hij anoniem de
hulpdiensten moest bellen. Dat is nooit gebeurd."
42 jaar zat Van Engelen af en aan in detentie met
zware jongens, onder wie Holleeder. Hij ondernam
zestig ontsnappingspogingen, vijftien keer had hij
succes. „Ik maakte van een kleerhanger een spanzaag
waar ik de spijlen van mijn cel mee doorsneed om
naar buiten te kunnen klimmen. Toen ik in Arnhem
zat, maakte ik een ijzerzaagje van kleine ijzeren staaf
jes, delen van een kapstok en lusjes van een broek.
Eenmaal uit de gevangenis belde ik een kennis om
me op te halen." Keer op keer werd hij weer opgepakt.
Door foutjes of omdat hij zat te drinken in de kroeg.
Getraumatiseerd
In 2001 kwam hij na achttien jaar weer vrij. Dochter
Jochien ving hem op bij de gevangenis van Vught.
„Daar stond hij op de stoep met zijn vogeltje en pakje
shag." Ze besloot om ook haar verhaal te delen. „Ik
heb zo veel verdriet gehad om mijn vader. Ik kende
hem alleen uit de gevangenis, van de momenten dat
ik op bezoek ging. Toen ik hem op mijn 21ste in huis
nam, wist ik niet dat hij zwaar getraumatiseerd was
door het gevangenisleven. Ik ben bij allerlei instan
ties geweest, maar niemand wist ze moesten met een
zware crimineel die na zo'n lange tijd weer vrij was."
Het duurde ook niet lang voordat Van Engelen
terugkeerde naar de gevangenis. Na het uitzitten van
zijn straf pleegde hij een overval op een tuincentrum,
waarvoor hij ook weer de cel in moest. „Ik was het
oorbelletje van mijn broer verloren, dat ik sinds zijn
dood altijd droeg. De politie herkende het."
Het leven in de gevangenis wende nooit. Met een
verbeten trek om zijn mond vertelt Van Engelen over
de opsluitingen. „Zodra je je erbij neerlegt, is het
voorbij, dan ga je dood! Ik moest altijd op mijn hoede
zijn. Ik schopte overal tegenaan. Wilde alleen in een
cel, omdat je nooit wist wie je celgenoot zou zijn."
Jonge stelde zich bikkelhard op, vooral tegenover
vrouwenmoordenaars en ontuchtplegers. „Ik zat eens
in een gevangenisbusje met een man die 128 meisjes
wat had aangedaan. Ik had een stok in mijn broek ver
stopt en vocht zo heftig met hem, dat de parketbus op
de snelweg moest stoppen. Die pedo durfde later de
binnenplaats niet meer op, als ik in de buurt was."
Daklozenopvang
In oktober vorig jaar sloot hij de deuren van de laatste
gevangenis waar hij verbleef. Jonge ging zwerven,
ook omdat hij zijn familie niet tot last wilde zijn.
„Justitie en de reclassering zagen mij als iemand die
wel ergens een berg geld had liggen. Overal waar ik
aanklopte voor hulp werd ik weggejaagd als een
hond." Nicht Stieneke vond hem bij de daklozen-
opvang in Almelo, waarna ze hem in huis opnam.
Van Engelen vond het heel moeilijk om een nieuw
begin te maken. Had nachtmerries. „Nog steeds heb
ik last van automatismen. Als ik voor een dichte deur
sta, wacht ik gespannen tot die opengaat." Ook licha
melijk ging het mis. Zijn buikaorta scheurde, artsen
hielden hem dertien dagen in coma. Zijn rechterbeen
was niet meer te redden. „Ik mis het lopen en kan
niet wachten tot ik een kunstbeen heb. Ik vind het
heel moeilijk dat ik afhankelijk ben van anderen."
Nu hij alweer een poosje vrij is, merkt hij dat geba
ren van zijn naasten hem veel doen. „Als Dennis het
lied over mijn leven zingt, schiet ik meteen vol. In de
gevangenis kon ik mijn verdriet nooit kwijt en nu
blijf ik huilen. Ik zie mijn vier kinderen uit mijn eer
ste gezin nooit meer, maar gelukkig heb ik Jochien
nog, uit mijn tweede gezin. Die zie ik dagelijks."
maandag 9 juli 2018
GO
Jan Willem van Engelen met zijn
achterneef Dennis de Weerd in
cellencomplex De Rode Pannen.
FOTOCORNÉSPARIDAENS