Mijn ma
Hugo Borst schrijft over zijn moeder, die aan alzheimer lijdt.
Genieten van de zon is er voor haar niet meer bij.
a komt vrijwel nooit meer
buiten. Ze ligt 18 a 19 uur
per etmaal te rusten of te
slapen. Als ze uit bed is
geholpen en is aangekleed, dan komt
ze, gekluisterd aan een rolstoel, niet
verder dan de tafel in de gemeen
schappelijke huiskamer. Daar speelt
zich haar sociale leven af. Mijn broer
Laurens wil ma bij mooi weer wei
eens meenemen naar de binnentuin
van het Verpleeghuis. Hij parkeert
haar dan in de schaduw. De zon is
haar te machtig, het licht lijkt haar
niet welgevallig, ze knijpt haar ogen
toe.
Hoe heet het ook was, ma ver
brandde nooit op het strand. Ik snap
niet hoe ze het flikte. Eind jaren 60,
begin jaren 70 bestond factor 50 nog
niet. Ik vermoed dat haar huidtype
gunstig was. Een blik op ma's klein
dochter Tessa die erg op oma lijkt
toen die jong was, bevestigt dat: ook
Tessa wordt schitterend bruin.
Vorige week was ik op het strand.
Het was zalig. Daar denk ik altijd
wel een keertje aan mijn vader en
moeder. Zodra het kwik boven de
20 graden was koersten we richting
's-Gravenzande. Daar ontmoetten we
ooms, tantes, neven en nichten. Door
windschermen tegen elkaar aan te
zetten vormden we een enclave.
Koelboxen puilden uit met gezonds
en lekkers. Er werd op zo'n stranddag
gelachen en geluierd.
Er was een onzichtbare competitie
gaande. Ma wedijverde met haar
schoonzussen: wie was het bruinst?
De concurrentie was moordend.
Tante Klazien - ze lachte heel aanste
kelijk - was behoorlijk bruin, maar
zij was net naar Menorca op vakantie
geweest. Tante Janny - ze had een
achtertuin - deed niet voor mijn gie
cheltante onder. Misschien dat ma's
huid een teint lichter was, maar zij
moest nog op vakantie naar Kreta
- en trouwens, ma was veruit het
knapst.
Ik had op zo'n dag weinig bemoeie
nis met mijn moeder. Ze smeerde me
twee keer in en liet duidelijk weten
wanneer ik een T-shirt diende aan te
trekken. Huidkanker is me bespaard
gebleven. Ma ook.
Op bezoek in het Verpleeghuis heb ik
ma's hand vast. Ik wrijf erover met
mijn vinger. Haar hand is benig en
verkrampt. Het marmerkleurige vel is
dun. Ik denk aan hoe die hand is ge
weest. Ik zie 'm voor me. Ma houdt
er elegant een filtersigaret mee vast.
Ik denk aan ma's kleindochter die net
terug was van een zonvakantie. In
Tessa's handen lichtten haar nagels
op.
Ik ben goed bestand tegen dit soort
mijmeringen. Ik bekijk de fotoalbums
van mijn ouders. Het sentiment gaat
niet met me op de loop. Ma, op het
strand, in pakweg 1970. Das war ein-
mal. So be it.
magazine 39
Een dagje strand
H Reageren?
magazine@persgroep.nl
WG