fl 1 m
8
ff/ WWf
w Jaü rnkMÉmmê M
Zijn knie kraakt, maar het einde van zijn carrière is
voorlopig nog niet in zicht. Robin Haase over wat
hem drijft, de eenzaamheid van het tennis en het
blootleggen van Federers zwakte.
W'W/ wSÊml t&smsr .wfëtèsr
km J£' 3ÉÜ?
ls Robin Haase
(31) zijn stoel
naar achteren
schuift en wil op
staan, verkrampt
zijn gezicht. „Ik
lijk echt een
opa", zegt de tennisser en hij strom
pelt door de kantine. Zo gaat dat
steeds, vlak na een training, douche
of lunch. Twaalf jaar topsport heeft
zijn sporen nagelaten.
Deze middag heeft Haase op de
gravelbanen van HLTC De Metselaars
in Scheveningen gestaan, tien minu
ten fietsen van zijn ouderlijk huis.
Dit is de club waar de Hagenaar
begon met tennissen. In Nederland
althans.
„Mijn vader en moeder en ook mijn
broer en zus tennisten. Toen ik 2 jaar
was, kreeg ik mijn eerste racket je.
Ik kon net lopen en amper dat racket
vasthouden, maar ik sleepte het
overal mee naartoe. Met een racket
in mijn hand was ik als een hond die
telkens terugkomt met een bal in
zijn bek. Iedereen die een bal wilde
aangooien, was mijn vriend en elk
muurtje dat ik tegenkwam was
mijn tegenstander."
„Nee, mijn ouders waren heel streng.
Ik ben strenger opgevoed dan andere
kinderen in mijn omgeving. Mijn
vader was Duits militair en zat veel
in het buitenland. Later ging hij voor
de Duitse ambassade in Nederland
werken. Mijn moeder was huisvrouw
en zag erop toe dat ik goed studeerde.
Zij overhoorde mij. Als ik iets niet
wist, moest ik eerst verder studeren.
Tot die tijd mocht ik niet naar
buiten om te tennissen."
„Mijn zus had graag een zusje
gewild, maar haar teleurstelling was
snel weg. Ze is nu mijn grootste fan.
Met mijn broer Erik was er altijd
strijd. Vechten, ruzies. Hij pestte mij
ook veel. Dat was pittig. Daar hadden
wij veel clashes over."
„Ik wilde van hem winnen, ik keek
tegen hem op. Maar ik ben zes jaar
jonger; hij wilde echt niet van zijn
kleine broertje verliezen. En
meestal kreeg hij mij gek. Hij wist
gewoon precies hoe hij dat moest
doen. Hij hoefde maar een woord te
zeggen en dan was het weer zover:
ruzie. Op latere leeftijd groei je naar
elkaar toe. Nu hebben we het er we
ieens over: 'Weet je nog?' Dan la
chen we erom hoe dat tussen ons
ging."
„De vooroordelen over landen
kloppen allemaal. Duitsers zijn
stoerder en Nederlanders meer open
en luidruchtig. Dat je in Nederland
op scholen een zesjesmentaliteit zou
hebben, klopt ook. Ik heb op een
Duitse school gezeten in Den Haag,
de laatste twee jaar volgde ik het
Nederlandse onderwijs. Qua niveau,
hoe er les werd gegeven en de
mentaliteit... Ik was in shock. Ik vond
sommige lessen een schande."
„In Nederland staat iemand voor de
klas en jij luistert; of je deelneemt
aan de les maakt niet uit. In Duits-
land krijg je veertig minuten lang in
formatie en worden er continu vra
gen gesteld. Het actief meedoen be
paalt de helft van je cijfer. Ik
vond de Duitse school tien keer
zo effectief."
„Mijn ouders zijn heel kritisch."
„Niet zo prettig. Daar zijn veel
heftige gesprekken over geweest."
„Wat ik zei, is niet zo belangrijk.
Maar de emoties liepen heftig op. Het
zijn je ouders en als kind wil je graag
hun steun. Je weet dat ze het goed
bedoelen, maar als je jong bent en
net een wedstrijd hebt verloren, kun
je dat heel anders ervaren."
„Oh ja hoor. Dat gaat nooit meer
weg."
„Ja hoor."
„Uiteindelijk wil ieder kind dat zijn
ouders kijken en genieten. Ik snap
dat ouders vinden dat ze het recht
hebben om te zeggen wat beter kan.
Dat hebben ze ook. Maar helpt
kinderen dat? Dat kun je je afvragen."
„Maar juist die betrokkenheid wil
ik persoonlijk niet. Want betrokken
heid wordt bemoeien en bemoeien
is funest."
„Als kinderen afhaken die op hoog
niveau spelen, komt dat denk ik
vaak doordat zij de ouders als een
probleem ervaren."
mei 2018
GO
knoem
schaak
speler'
Tekst Mayke Wijnen Foto Pim Ras
Tot je 6de woonde je in Duitsland.
Hoe begon je daar met tennissen?
Werd je als jongste verwend?
En door je zus en broer?
Hoe deed je broer dat?
Verschillen de Duitse en de
Nederlandse mentaliteit?
Wat was daarin zo anders?
'Ik kan het nog altijd
opbrengen, omdat ik
het spelletje fantas
tisch vind.'
Zijn jouw ouders ook streng als ze
het over jouw spel hebben?
Hoe vond je dat als jonge jongen?
Wat zei je dan?
Zijn ze nu nog kritisch?
Vind je dat nu nog lastig?
Hoe zou je het liever willen?
Het is ook een vorm van betrok
kenheid, toch?
Er zijn ook kinderen die daardoor
afhaken.
Hoe heb jij je daarvoor afgesloten?
Stoïcijns zijn?