'ALTIJD ALS
IK FRED ZAG,
SPRONG ER
EEN VONKJE
OVER'
Freds broer Ben en Margreets zus Chel
naar Kamp Vught gebracht. Vandaaruit
worden ze uiteindelijk naar concentratie
kampen vervoerd.
Margreet wordt op een avond opge
haald en op de fiets naar een geheim
adres gebracht. Ze komt terecht bij een
Engels gezin waar ze werkt als dienst
meisje. De inmiddels 17-jarige Margreet
is doodsbang dat wordt ontdekt dat ze
een vals persoonsbewijs heeft. Daarop
staat dat ze Tiny van der Poorte heet. „Ik
moest opendoen als de bakker en de sla
ger aan de deur kwamen. Maar als de bel
ging, stond ik doodsangsten uit."
Ze wordt ziek, vermoedelijk psychisch.
„Ik verstijfde helemaal."
In het ziekenhuis ontmoet Margreet
een mevrouw Pot, die haar een nieuw
onderduikadres verschaft, in Helmond.
In het aardedonker fietst Margreet er
naartoe. Ze raakt verstrikt in een prikkel
draadversperring op het moment dat
er een busje met Duitse militairen langs
komt. „Tot mijn verrassing hielpen
die moffen me en brachten me naar
Helmond. Gelukkig heeft niemand
om mijn persoonsbewijs gevraagd."
Margreet belandt bij een katholieke
familie met drie kinderen. „Aan het
eind van de oorlog hadden ze er zeven!
De moeder had vaak zwangerschapsin
fecties en ik deed het huishouden. Kei
hard heb ik gewerkt, ik kon die kinderen
helemaal niet aan. Veilig voelde ik me
ook niet. Deze mensen hadden nooit
geld gehad voor een huishoudelijke hulp,
en ineens was er een meisje met donker
haar in huis. Dat moest toch opvallen?
Het was geen liefdadigheid dat ze mij in
huis namen. Mijn ouders betaalden er
voor."
Fred zit in die periode met zijn ouders
ondergedoken in Nuenen. Via een con
nectie bij Philips kunnen de Andriesses
terecht bij de familie Spekking, een gezin
met vijf kinderen.
De familie heeft het er relatief goed.
Van hun spaargeld betalen ze elke maand
25 gulden voor het onderdak. „De Spek-
kings hadden gezegd dat we mochten
blijven, ook als het spaargeld op zou zijn
voordat de oorlog was afgelopen." Een
aantal mensen in het dorp, onder wie
de huisarts, weet dat er bij de Spekkings
onderduikers zitten, en de slager brengt
elke week een extra portie vlees. Er wordt
gezorgd dat Fred genoeg te lezen heeft
en een studie radiotechniek kan doen.
Fred: „We mochten zelfs in de tuin
komen."
Op een gegeven moment gaat de bel.
Fred: „We schrokken ons rot, want in
een dorp komt iedereen achterom. We
dachten echt dat we werden opgehaald."
Maar in plaats van een overvalwagen
staat er een jong meisje voor de deur.
Fred: „Het was freule Van Hardenbroek,
die op het Nuenense kasteel woonde.
Ik kende haar van de mulo. Ze kwam
bonkaarten brengen. Want doordat wij
zonder tussenkomst van de illegaliteit
waren ondergedoken, hadden we geen
distributiestamkaart en dus ook geen
maandelijkse bonkaarten."
1944
De bevrijding, die voor de zuidelijke pro
vincies op 17 september 1944 komt, be
leven Margreet en Fred heel verschillend.
Fred: „Ik herinner me dat ik enorm
geronk hoorde. Door het zolderraam
zagen we zwermen vliegtuigen. Ik zag
een heleboel parachutisten uit de lucht
vallen. Tientallen Engelse tanks namen
stelling op de straat voor het huis. Een
grote brigade Duitse tanks was in aan
tocht. Die nacht zaten we met de familie
Spekking in de kelder. Een granaat sloeg
in op het balkon. De volgende dag, na de
tankslag, kon ik naar buiten. Een onvoor
stelbaar euforisch gevoel maakte zich
van mij meester. Vrijheid! Dat ik ieder
een, ook aan de Engelse militairen, kon
vertellen dat ik ondergedoken had geze
ten, dat was onvoorstelbaar. In het huis
naast ons bleek tot onze verbazing ook
een Joods gezin te hebben gezeten."
Bij Margreet gaat het er anders aan toe.
„Het huis waar ik zat, lag aan een kanaal.
De Duitsers wilden het gebruiken als uit
kijkpost. Wij moesten halsoverkop ver
trekken. In de kelder had de huiseigenaar
stiekem een Harley Davidson staan. Die
moest mee. Ik herinner me dat het een
Sterren
Fred (links boven)
en Margreet (mid
den boven) staan
op de foto van het
huwelijk van Ben en
Chel in 1942.
-Margreet Olman
341 zaterdag 5 mei 2018
WG