im
NIEUWS
Drink dat lekkere glas
wijn nog samen.
Dansje laatste dans.
Wij helpen waar
we kunnen
Witte jas, stevige pas, vriendelijke glimlach.
Sander de Hosson (40) uit het Wilhelmina Zie
kenhuis Assen oogt als vele andere drukbezette
dokters. Maar van deze longarts weten we
meer. De columns die hij de afgelopen vier jaar
schreef in Dagblad van het Noorden vertellen
hoe hij zonder twijfel de hand van een patiënt
vasthoudt tot de laatste adem, hoe hij tegen
euthanasie opkijkt, hoe ontroerd hij is als twee
oude mensen elkaar liefhebben, ook nadat de
dood hen heeft gescheiden.
Longkanker is een bruut, schrijft De Hosson
in zijn columns, samen met 30 andere verhalen
onderdeel van zijn boek Slotcouplet. Het is een
monster dat soms maar twee weken nodig
heeft om zijn tentakels uit te spreiden over
luchtwegen, buik en brein. Een schurk die
mensen de adem ontneemt, helse pijnen be
zorgt en nauwelijks kans op herstel geeft. Pro
fessioneel of niet: hij vloekt als hij een verwoes
tende uitslag onder ogen krijgt. „Ja, ik ben vre
selijk boos geweest op de ziekte. Maar na een
paar jaar heb ik dat omgedraaid: als je weet dat
overleven er niet in zit, dan is het mijn taak - en
die is minstens zo belangrijk - om te zorgen
voor een zo goed mogelijk dood."
De Hosson ergert zich aan de teneur in het
nieuws: de ene na de andere 'doorbraak' op het
gebied van kankeronderzoek en nieuwe medi
cijnen. Als weer eens een hoogleraar op tv mag
vertellen dat kanker over twintig jaar niet meer
bestaat. „Daar hebben patiënten die nu ziek
zijn negen van de tien keer helemaal niets aan."
Zeker longkankerpatiënten niet: van de 100 pa
tiënten per jaar overlijden er uiteindelijk 85.
„Met een krantenartikel in hun hand lopen ze
de spreekkamer in en vragen of deze nieuwe
therapie hun leven kan redden of verlengen.
Natuurlijk proberen we dat, ook samen met
academische centra en gespecialiseerde zieken
huizen, maar je moet ook weten wanneer je
moet stoppen."
Stoppen betekent voor De Hosson niet de pa
tiënt aan zijn lot overlaten. Stoppen is iemand
een waardige dood bezorgen.
„Ja. Als je weet dat je binnen een aantal maan
den doodgaat aan longkanker dan is het heel
belangrijk om te weten dat je pijn en benauwd
heid goed kan bestrijden. Dat je met de juiste
palliatieve zorg thuis dood kan gaan, iets wat
driekwart van de Nederlanders graag wil. Maar
ook dat je nog een weekend naar een Wadden
eiland kan met je geliefde, naar Portugal met je
kleine kinderen."
„Je doet net alsof ik de enige dokter ben die dat
regelt. Onzin, ik ben een van de weinige dok
ters die erover schrijft, maar zo veel andere be
trokken zorgverleners zetten alles op alles om
een patiënt en zijn naasten te geven wat ze wil
len. En let wel: dit is natuurlijk geen dagelijkse
kost, ik heb talloze patiënten met astma die aan
een pufje genoeg hebben. En als iemand long
kanker heeft, is hij meestal op leeftijd. Maar
oud of jong: ik wil niet dat mensen denken dat
ze op een bed moeten liggen wachten tot ze
sterven. Drink dat lekkere glas wijn nog samen.
Dans je laatste dans. Wij helpen waar we kun
nen. Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk
dat is. Zeven jaar geleden overleed mijn moeder
aan een hersentumor. Ditmaal was ik niet de
dokter aan het bed, maar de zoon. In de hospice
weken we niet van haar zijde en al was het
maar een seconde dat ze me nog aankeek vlak
voor ze ging: om dat mee te mogen maken - sa
men - was een pure gift."
„Ja, vreselijk. In de bus! Ik weet nog hoe ver
baasd ik reageerde toen de verpleging dat zei.
Maar het was niet anders en dus blijf ik dan bij
mijn patiënt: ik laat iemand niet alleen dood
gaan."
„Ik ben op de eerste plaats een mens, ik voel
empathie, compassie en vaak schieten woorden
op zulke momenten tekort. Als een oude man
huilend in een rolstoel zit, kan ik niet anders
dan hem troosten."
„Dat weet ik ook niet altijd. Ik doe wat mijn ge
voel me ingeeft. Sommige zorgverleners vin
den dat je je patiënt niet moet aanraken buiten
lichamelijk onderzoek om. Maar ik ben het daar
niet mee eens. Zeker niet in de laatste levens
fase. Ik voel heus wel aan wanneer het gepast is
of niet. Maar als je iemand alle hoop moet ont
nemen, snoeihard moet zeggen dat hij zal ster
ven, dan helpt een hand vaak."
„Maar andere artsen zijn ook niet van steen.
Het verschil is: ik durf eerlijk op te schrijven dat
de dood me raakt. Of dat ik een fout heb ge
maakt en dan doodsbang ben om de familie on
der ogen te komen. Dat zouden artsen meer
moeten doen, maar dan moeten ze dat wel le
ren. Want de dood krijgt nog altijd te weinig
aandacht in de opleiding. De focus ligt op men
sen genezen. In mijn tijd gingen er twee weken
over palliatieve zorg: op zes jaar studie! Dat ver
andert nu wel, maar te traag."
„De meesten zijn ouder en hebben gerookt,
maar inderdaad 10 procent niet. En dat komt
dan dichtbij. Ik ben een jonge vader met een
dochter van 3 en zoon van 1 en krijg het spaans-
benauwd als ik zie hoe iemand zijn gezin moet
achterlaten. Als ik 's avonds thuiskom, houd ik
ze dan wel extra stevig vast."
„Euthanasie is loodzwaar. Het is zo rauw, om
dat het planbaar is. Je spreekt op dinsdag af: zul
len we het maar donderdag doen? De twee
nachten ervoor slaap ik niet en een half uur van
tevoren zit er maar één ding in mijn hoofd: ik
ga zo iemand dood maken."
„Ja, dan verlaag je het bewustzijn van iemand
die op dat moment al heel dicht bij de dood is,
zodat hij niet meer lijdt. Maar het kan dan nog
uren duren, of dagen. Het is natuurlijker. Dat
zou ik zelf ook willen. Geen euthanasie, ik heb
het lef niet om er zo actief een eind aan te ma
ken."
„Nee, daar word ik zo boos van. Strijden tegen
kanker bestaat niet! De uitkomst staat in de
sterren. Patiënten vechten tegen de behande
ling: de bijwerkingen van chemokuren, de
angst waarmee ze hun familie achterlaten. Hun
kleine kinderen die vrolijk om het bed dartelen
zonder te beseffen dat papa of mama doodgaat.
Daar moeten we oog voor hebben en ontzet
tend veel bewondering."
vrijdag 30 maart 2018
GO
-A'»". k i
Kan dat, prettig sterven?
Patiënten kunnen bij u ook in het ziekenhuis
trouwen, uren voor hun dood. U belt met de
gemeente. Verpleegkundigen versieren de
stilteruimte als trouwzaal en de keuken
flanst een taart in elkaar. Dat is niet het
standaard beeld van een ziekenhuis.
Maar u bent ook als arts bereid uw patiënt
letterlijk tot het einde te begeleiden. Bijvoor
beeld toen een oude man stierf, terwijl zijn
vrouw nog in de bus zat naar het ziekenhuis.
U pakt vaak een hand vast. Omhelst zelfs
een oude man die vol verdriet bij de ingang
van het ziekenhuis staat te wachten om
thuis te gaan sterven.
Is het wel professioneel, vraagt u zich gere
geld af in uw boek. Maar wat is het ant
woord?
U bent de dokter waarop iedereen hoopt
als je doodgaat. Uw columns worden wel
80.000 keer gelezen. Op Facebook en
Twitter buitelen de complimenten over
elkaar heen: eindelijk een arts die laat zien
dat hij niet van steen is.
U ziet hoe mannen en vrouwen van uw leef
tijd doodgaan aan longkanker, soms zelfs
zonder ooit een sigaret aan te raken. Maakt
dat u bang?
Wat vindt u het moeilijkst?
Bij palliatieve sedatie is dat anders?
Helpt het überhaupt tegen kanker: lef, moed,
sterk zijn?