8
Dertig jaar geleden bedekten
gele wolken de hemel boven de
Koerdische stad Halabja. Nariman
(46) overleefde de gifgasaanval van
Saddam Hoessein. Zijn moeder,
broertjes en zusjes niet.
NARIMAN OVERLEVER GIFGASAANVAL HALABJA
Ik kan de
ziekte
alleen
onderdruk
ken, maar
zal nooit
meer
gezond
worden
Het eerste wat Nariman (46) zag
toen hij na het bombardement uit
de schuilkelder kwam, waren de
dode dieren in de tuin. De vogels
waren letterlijk uit de lucht ge
vallen, de kippen van het gezin
waren dood en de koe was be
wusteloos. „Buiten rook het naar zoete appeltjes.
Niemand wist wat het was."
De geur van zoete appeltjes was een dodelijke
cocktail van mosterdgas en zenuwgas. Stille bom
men, onzichtbare sluipmoordenaars, aan hun ver
woestende uitwerking was geen ontsnappen mo
gelijk. Het was de geur die duizenden Koerden als
laatste moeten hebben geroken voor ze in Halabja
stierven op straat. Normaal staat Nariman deze dag
bij het monument in Den Haag voor de jaarlijkse
herdenking van de gifgasaanval op 16 maart 1988.
Vandaag blijft hij thuis. „Het liefst sla ik deze
maand over. Het is een zware periode. Ik heb
nachtmerries over de oorlog. Soms zit ik op de
bank en dan komt die dag als een film voorbij."
Nariman woont sinds 2005 in Nederland. Hij is
via Iran, Turkije, Italië en Oostenrijk eerst in
Duitsland neergestreken. Het was een tocht van
drie maanden: te voet, per auto en boot. Drie jaar
later is hij in Nederland met zijn vrouw herenigd.
Slecht zien
De massaslachting in Halabja draagt Nariman de
rest van zijn leven mee. Als hij zijn lenzen niet in
heeft, ziet hij weinig. Hij moet op zijn knieën met
de afstandsbediening vlak voor de televisie zitten
om te zappen. Zijn zoon voorlezen, is er niet meer
bij. „Ik kan niet tegen fel licht. Dan krijg ik last van
mijn ogen. Buiten loop ik vaak met een zonnebril."
Nariman komt uit een Iraaks gezin met elf kin
deren. Hij groeit op in Tawella, een dorp aan de
grens met Iran. Als in 1980 een oorlog uitbreekt
tussen de twee buurlanden vlucht het gezin voor
de bommen. „We hadden daar geen schuilkelder.
Tijdens de bombardementen bleven we met z'n al
len op de begane grond. Veel mensen zijn gedood.
We konden niet meer blijven."
Het gezin loopt naar Halabja, door de bergen en
over zandweggetjes. Ze kunnen niks meenemen,
behalve wat kleding en water. „De paniek was
groot. Ik was bang. We hoorden de bommen vallen
en overal lagen mijnen."
In Halabja bouwen ze onder hun nieuwe huis
een schuilkelder voor 150 mensen. Drie meter on
der de grond, met beton van een halve meter dik.
Het gezin pakt het leven op. De bombardementen
gaan onverminderd door. „Het werd bijna nor
maal. We gingen op het dak staan om te kijken
waar de bommen vielen."
In 1987 begint Saddam Hoessein een groot offen
sief tegen de Koerden in Noord-Irak. Duizenden
dorpen worden verwoest, tienduizenden Koerden
worden gedeporteerd of vermoord. Op 13 maart
1988 begint het beleg van Halabja. „Drie dagen
lang sliepen en aten we in onze schuilkelder. We
gingen alleen even naar boven om drinken te ha
len of spullen voor de kinderen." Terwijl ze opeen
gepakt zitten in een schuilkelder met huilende
kinderen, beginnen in de ochtend van 16 maart
rond tien uur de zware bombardementen. Het
huis van Nariman blijft wonderwel overeind, maar
het huis van de buren is verwoest.
Overgeven
Een uur later begint de aanval met chemische wa
pens. De bommen veroorzaken wolken van 50 me
ter hoog. Die kleuren eerst wit, dan zwart en uit
eindelijk geel. Het gas verspreidt zich in de straten
en in de schuilkelder die niet kan worden afgeslo
ten. „In de kelder begonnen mijn broertjes en zus
jes over te geven. Mijn vader riep dat we allemaal
naar buiten moesten. We renden met het gezin
vrijdag 16 maart 2018
GO
'De stille
bom rook
naar zoete
appeltjes'
Tonny van der Mee