e natuur, die is hier: rond de vrijstaande woning van Jan Terlouw op de grens van Gelderland en Overijssel - en nee, er bungelt geen touwtje uit de brievenbus. In de verte glinstert het water van de IJs- sel in de winterzon. De wind speelt met de enkele blaadjes die nog aan de hoge bomen hangen. Op het land rond zijn huis, tussen Twello en Deventer, houdt de schrijver/wetenschapper/politicus koeien, kippen en schapen. Vanuit de keuken brengt Terlouw (86) een dienblad met koffie, kopjes en koe ken mee naar de woonkamer. Blik naar buiten: „Ik heb drie koeien en ik denk dat ze allemaal drachtig zijn. Dus ik verwacht over niet al te lange tijd kalveren." Minzame lach: „Om te beginnen had ik een tijdje een stier rondlopen. De koeien worden wollig als ze een eisprong heb ben, maar sinds een tijdje zie ik dat niet meer. Ze werden dikker, dat ook. Maar ik zie het vooral aan hun uiers, die groeien. En dan duurt het meestal niet zo lang meer." De natuur heeft altijd een prominente rol gespeeld in Terlouws leven. Mooi en eervol vond hij het, dat de CPNB - de stichting die de Boekenweek organiseert - juist hem vroeg een essay over de natuur te schrijven. „Mijn vader deed het al: een kip op eieren zetten. Na drie weken komen die uit en dat is zoiets moois. Opeens zijn daar tien kuikentjes, ze worden allemaal op één dag geboren. Hoe klein ze ook zijn, ze beginnen meteen te lopen. En die kip is enorm zorgzaam. Ze probeert niet op ze te trappen, voert ze kruimeltjes. Dat is op een filmpje al mooi, maar in het echt waanzinnig bijzonder. Als je dat soort dingen beleeft, van heel dichtbij, dan krijg je een band met de natuur." „Mensen zijn aan de ene kant vreselijke wezens en aan de andere kant prachtig. Als je een kind krijgt, heb je er alles voor over. Alles. Als het voor de gezondheid van het kind beter is om naar Amerika te verhuizen, dan doe je dat. Maar iets doen voor het leven van datzelfde kind over dertig jaar, dat doen we niet. Dat zijn de driften die Darwin beschrijft. Nü eten, nü voortplanten. Wij zouden met onze hersens beter moeten weten, maar onze gevoelens, onze emoties, kunnen daar niet mee omgaan. Die redeneren nog altijd zoals de andere dieren: het gaat om nü. We moeten echt onze hersens ge bruiken, maar er gaapt zo'n kloof tussen onze hersens en onze gevoelens." Afgemeten: „Nou, iedereen." Dan: „De politici moeten de leiding nemen, daar zijn ze voor. Ik weet ook wel dat de poli tiek het niet kan als de mensen niet willen. En de mensen kunnen het niet willen, als ze het niet weten. Dus hebben wij allen een taak om te zorgen dat de mensen het weten. Dan zullen ze het willen en kan de politiek het doen." „Ik hou tal van lezingen en ontmoet ze daar. Overmorgen vergaderen de Jonge Democraten in Hengelo, daar ga ik dan naartoe. Iets vertellen." „O, daar moet ik nog over nadenken. Dat is pas over twee dagen. Mijn leven zit zo in elkaar dat ik nu alleen maar kan den ken aan wat ik morgen moet doen. Giste ren was ik in Maastricht, eergisteren stond ik in het De La Mar-theater in Amsterdam. Daar gaf ik een theatercol lege, in de kleine zaal hoor. Daar sprak ik een uur over het belang van lezen, het belang van het verhaal en waar wij het nu over hebben: wat doen we de planeet aan? En daarna hebben we nog zo'n drie kwartier met de zaal gediscussieerd. Jong en oud willen dit horen. Dat is toch be moedigend, dat mensen erop afkomen en er nog voor betalen ook?" „Dat valt wel mee. De zwaarste dingen doe ik niet meer zelf, daar krijg ik hulp bij. Zo komen mijn zoon en schoondoch ter elk weekend de stal schoonmaken." „Dat is goed voor me! Fysieke inspan ning, je lijf gebruiken. Ik ben natuurlijk een zeer oude man, maar er mankeert me niks. Tja, ik sta stijf op, maar dat is het wel, geloof ik. Ik heb nog geen nacht in een ziekenhuis gelegen. Wie kan dat zeg gen, op z'n 86ste? Ik vind het wonder baarlijk. Ik ben gezegend met een sterk, gezond lichaam. Dat is gewoon genade hoor, daar zit geen enkele verdienste bij. Nou ja, ik heb een beetje verstandig ge leefd, veel aan sport gedaan. Maar ik drink wel m'n borreltje." „Meestal 's avonds rond een uur of 10, als ik niet meer hoef te werken, dan drink ik een slokje. Jonge jenever bijvoorbeeld, maar met mate." „Het zijn er ook weieens twee. Maar ik wil overdag niet drinken. Want ik merk: je wordt er zo moe van, daar heb ik geen zin in." „Weet je, ik heb een fantastisch mooi leven gehad. Ik heb gestudeerd aan een fantastische universiteit, ik heb elf jaar in het buitenland gewerkt en heb in die tijd naar Nederland kunnen kijken. Ik heb vier gezonde, prachtige kinderen. Ik heb heel lang een fantastische vrouw gehad. En door allerlei toevallige ontwik kelingen ben ik wetenschapper Om maar direct door de mand te vallen als stadsjongen: hoe merkt u dat? U adviseert uw lezers: hou een kip. Dat klinkt bijna als een levenswijs heid. U schrijft ook: 'De Darwinistische driften, nü eten, nü voor ons kind zorgen, zijn zo sterk'. Wie moet het voortouw nemen, in het gebruik van de hersens? U schrijft dat u graag en vaak met jongeren praat. Waar komt u die tegen? Wat dan? U bent een druk man. Al die optre dens en dan ook nog het werk op het land hier. Ik hoorde dat u zelf nog in de weer bent met hooibalen. Elke dag? Eén borreltje op een dag mag. Gisteren Maastricht. Eergisteren Amsterdam. Overmorgen Hengelo. Vandaag praat u hier met mij, straks komt er een fotograaf. Waarom doet u nog zo veel? 121 zaterdag 10 maart 2018

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2018 | | pagina 76