ZIN LAG ER
ALJAREN
Prince, op zoek naar het 'sublieme', zeg
maar het goddelijke achter de horizon,
het einde van de wereld.
De uitnodiging om te schrijven maakte
me behalve ongeduldig ook overmoedig.
Hoewel er op de krant genoeg te doen
was, gaf het idee alleen al vleugels. De tijd
voor risico's brak aan. Want zeg nou zelf:
waar veel schrijvers met hun manuscrip
ten moeten leuren, was het bij mij mooi
andersom: wel een uitgever, geen boek.
Antarctica
En zo verliet ik de krant, werkte korte tijd
als freelancer bij de omroep en zette mij
aan Het Boek. Om mijn personages goed
te kunnen begrijpen, leek het me handig
het einde van de wereld ook daadwerke
lijk te bezoeken. En dus zeilde ik spoedig
met een driemaster van New York naar
Boston en toen dat niet genoeg materiaal
opleverde met dezelfde bark verder. Van
het uiterste puntje van Vuurland naar de
rafelranden van Antarctica. Daar, tussen
de ijsschotsen, zou de geleerde held en
verteller uit mijn boek na lang zoeken
vinden wat hij eerder een leven lang in
boeken had gezocht: een potvis en een
mysterieuze figuur, Paul Westerberg ge
heten - niet voor niets genoemd naar de
even verlegen als getormenteerde zanger
van een van mijn oude lievelingsbands,
The Replacements.
Dat reizen ging me best goed af, al zeg
ik het zelf. Ik verzamelde uitspraken van
kapiteins en zeelieden en noteerde begin
2001 de bevindingen van een ervaren
expeditieleider, die mij vertelde hoe zij
de permanente ijskap van het kleine
Petermann Island in korte tijd drama
tisch had zien wegsmelten. Haar verdriet
gaf het boek nog meer gestalte. Sterker,
het gaf er zelfs, ruim voordat Al Gore zijn
ongemakkelijke waarheid openbaarde,
een betekenisvolle politieke draai aan.
Maar aan het reizen kwam een eind en
eenmaal thuis wachtte het echte werk. Ik
had geen baan meer en merkte hoe de
druk voorzichtig toenam.
Hoe schrijf je een roman? De eerste zin
lag er al jaren, maar dan en toen: wat nu?
Terwijl de ene na de andere collega debu
teerde, bleven mijn schriften en scher
men zowat leeg en zag ik mijn inkomsten
rap slinken. Ik beet me vast in construc
ties en structuren en was al blij als ik een
cartoon van Kamagurka zag met man
met druipende vulpen die roept: 'Papier!
Snel, ik begin te schrijven!'
Snel of niet, halverwege 2012 lag er voor
het eerst in zestien jaar een voorlopig
manuscript op de burelen. Iedereen op
gelucht. Er was taart en mijn redacteuren
riepen vrolijk'Ga zo door!'
Ik tikte als een bezetene de ene versie
na de andere en beleefde hoe de horizon
er met de dag rooskleuriger uitzag. In
maart 2013 volgde een heus contract. Er
viel een last van mijn schouders; nu was
het nog slechts een fluitje van een cent.
Maar helaas: Paul noch Prince bereik
ten hun bestemming. Alsof Maarten
Biesheuvel het had bedacht, liepen ze als
nog vast in het pakijs aan de andere kant
van de wereld. En 't allerergst van alles: ze
kwamen nooit meer los. Want niet veel
later kreeg ik een mailtje dat het afgelo
pen was.
Tijdens onze afscheidslunch vroeg ik
mijn uitgever: „Waarom? Ik dacht dat ik
er bijna was."
We aten twee dubbele sneetjes bruin
brood met kroket. En terwijl ik het vroeg
keek hij me aan met die typerende, nooit
aflatende twinkeling in zijn ogen, waar
uit ik opmaakte dat hij vrijwel alles wat
hij meemaakte in het leven behalve ern
stig meestal ook enigszins hilarisch vond.
Hij wist het niet, zei hij. Het was een
gevoel. Een gevoel dat ergens onderweg
was verdwenen.
Maar wat zag je dan in mij, wilde ik
weten.
„Een uitgever probeert wel eens wat.
En jij schreef mooie stukjes. Op grond
waarvan ik dacht: wie weet wordt het
wat." Op die manier had hij, om maar
eens iemand te noemen, ook dichter Cees
Nooteboom aangezet tot de roman en
schrijver Ian McEwan opgestuwd tot
grote daden.
Het had dus gekund.
Maar 't kwam niet. En wat er kwam
was, dat zag hij goed, gewoon niet goed
genoeg.
Na de droge witte wijn (geen biertje
maar, deze dag) en de kroketten namen
we als altijd hartelijk afscheid. Het was
een prachtige late nazomerdag, die eerste
van oktober en ik weet nog dat ik, hoewel
gestrand en ruw verlost van al mijn dro
men, nergens spijt van had. Ik had mijn
boek geleefd en bijna niemand die het
ooit nog hoefde lezen. <1
461 zaterdag 10 maart 2018 WG