'IK VROEG
ME NA DE
OORLOG
AF WAAROM
IK HET
EIGENLIJK
DEED'
13
Hoe houd je het verhaal over vooroordelen,
oorlog en discriminatie levend? Door op
scholen persoonlijke oorlogsverhalen, zoals
dat van Gusta Olivier-Vonk (88), te vertellen.
Geertje Pel-Groot,
onderduikmoeder
(1889-1945)
'Geertje was een
gewone burger die
de moed had een
joods kind in huis
Ie nemen.
Ze kreeg postuum
de Yad Vasliem
onderscheiding'
Violette Cornelius,
fotografe
(1919-1998)
wist dat ze joods was, op school werd
gescheiden van de andere kinderen.
Zij moest naar een andere school; een
school waar ze elke dag minder leer
lingen hadden..."
Ze laat een foto uit 1938, misschien
1939 zien, voor de oorlog: haar man
temidden van een groep kinderen in
een speeltuin. „De helft van deze
kinderen heeft de oorlog niet over
leefd." In de klas wordt geslikt. Zelf
lijkt ze het ook moeilijk te hebben.
Pispothelmen
In de loop van de oorlog werden de
Duitsers steeds strenger, vertelt ze.
„Mijn vader vond het op een gegeven
moment te riskant om de kranten
rond te brengen. Dat zag ik als een
kans: eindelijk kon ik zelf iets tegen
de Duitsers doen. Natuurlijk wist ik
dat het gevaarlijk was. Als je één ille
gaal krantje op zak had, kon je al de
doodstraf krijgen. Ik had er tiental
len onder mijn jas. Ik ben een keer
bijna betrapt; ik had net ergens een
krantje bezorgd toen ik twee Duit
sers - met van die pispothelmen -
hoorde aankomen dankzij de ijzeren
noppen onder hun laarzen. Ik sprong
achter een ligusterhaag. De nazi's
zochten even, met hun geweren in
de aanslag, maar konden me gelukkig
niet vinden."
De jonge Gusta maakte dingen
mee die haar tot de dag van vandaag
blijven achtervolgen. Zo werden in
februari 1945 alle mannen in het dorp
Zwanenburg afgevoerd nadat er
('min of meer per ongeluk') twee
Duitsers zijn vermoord. „Alle man
nen stonden op een dijk. Mijn vader
werd ook meegenomen. Ik rende
naar hem toe, gaf hem een kus en ik
kon hem nog gauw een stukje van
zo'n smerige tulpenkoek - die was
bitter als gal - meegeven. Maanden
later kwam hij terug, onherkenbaar.
Compleet uitgemergeld, met een
lange rode baard. Hij was komen lo
pen uit Duitsland; zijn voeten waren
één bloederige massa."
Toen en nu
De verschrikkingen van de oorlog
lijken voor de huidige generatie mis
schien ver weg, maar volgens Gusta
Olivier-Vonk zijn uitsluiting, geweld
en discriminatie van alle tijden. „Zelf
ben ik inmiddels bijna een fossiel,
maar met het doorgeven van mijn
verhaal kan ik nog iets betekenen
voor de maatschappij. Het verhaal
van discriminatie en uitbuiting móet
verteld blijven worden. Voor de oor
log werden in Nederland vluchtelin
gen zonder pardon de grens over ge
zet. Nu dreigt hetzelfde te gebeuren."
Die verbinding tussen 'toen en nu'
blijkt aan te spreken. Na haar lezing
komen de vragen. Vooral het feit dat
ze er als 15-jarige alleen opuit trok
met illegale kranten spreekt tot de
verbeelding. „Zou u, als u nu 15 jaar
zou zijn, opnieuw illegale kranten
rondbrengen?" wil een leerling
weten. Mevrouw Olivier-Vonk
schenkt de vraagsteller een milde
glimlach. „Dat weet ik niet. Ik heb me
na de oorlog wel afgevraagd waarom
ik het eigenlijk deed. Mijn ouders
waren erop tegen, maar ik was eigen
wijs."
Het feit dat de oorlog langzaam
kantelde, hielp haar om haar illegale
acties te blijven volhouden. En on
danks alle ellende was er hoop.
„Op een gegeven moment hadden
we geen elektriciteit en geen eten
meer. Op D-Day, 6 juni 1944, werd ik
15. Veel mensen dachten toen dat de
oorlog gauw afgelopen zou zijn. Maar
het duurde nog bijna een jaar tot het
einde van de oorlog. Juist in dat laat
ste jaar zijn veel mensen gestorven."
Ze wijst op een boek met namen
van mensen die zijn overleden in de
oorlog. „Dit zijn mensen, ook veel
kinderen en bejaarden, die geen vlieg
kwaad deden. Ik ben zes dagen ouder
dan Anne Frank. Zij was joods en is
vermoord; ik ben toevallig niet joods
en heb het overleefd."
Na de vragensessie blijven wat
leerlingen hangen. Ze complimente
ren de voormalige verzetsheldin:
„Stoer dat u uw verhaal nog steeds
vertelt, mevrouw!" Een enkele leer
ling heeft een tip. „De volgende keer
moet u uw Verzetsherdenkingskruis
wel dragen hoor, daar mag je toch
best trots op zijn?"
En dat is ze. Niet eens zozeer op
wat ze destijds heeft gedaan, maar
wel op het fenomeen dat tieners van
nu nog steeds worden geraakt door
haar verhaal. Als de laatste leerling
het lokaal heeft verlaten, ruimt ze
tevreden haar spullen op. „Ik heb na
een lezing nog nooit zó veel vragen
gehad."
zaterdag 24 februari 2018
GO
M Gusta Olivier-
Vonk is een van
de gastsprekers
van het Landelijk
Steunpunt Gast
sprekers 'WO II -
heden'. Bij het
Steunpunt zijn
ooggetuigen
aangesloten met
een verschil
lende achter
grond, zoals
joods, Roma of
oorlogsveteraan.
De Zaanse familie Pel 'van de ou-
welfabriek' hoorde bij een groep
die voedsel bijeenbracht voor
kamp Westerbork. Later nam de
inmiddels weduwe geworden
Geertje een joods baby'tje in huis,
dat de oorlog overleefde. Geertje
overleed in kamp Ravensbrück.
De Haagse Cornelius zat bij het
'kunstenaarsverzet' en behoorde
tot de kern van de Persoons-
bewijzencentrale (PBC) die op
grote schaal ondergedoken kun
stenaars en verzetsmensen
hielp. Het verzet steunde ze met
foto's van de bezetting.
Tekst Leo van Marrewijk Foto's Catrinus van der Veen