12 WEE Hoe maak je een boezeroen, een stiklief, een beuk, een hemdrok? Het antwoord staat in het nieuwe Zeeuwse streekdrachtenboek, dat gisteren werd gepresenteerd. Aan de slag! Mannenhemdrok HANDBOEK ZEEUWSE KLEDERDRACHTA Toen in 2005 het grote overzicht van alle Zeeuwse streekdrach- ten in een gebonden hardcover verscheen, was de eerste vraag: hoe maak je al dat moois? De beuken, jakken, stikliefs, mankels, boezeroens, klepbroeken: welke stoffen, welke steken? Die vraag was snel gesteld. Maar niet snel beantwoord. Patro nen van de traditionele kleding waren er niet. Kleermakers en jak- kennaaisters gaven hun kennis en kunde eeuwenlang door aan jon gere generaties, zonder dat ze er iets van opschreven. Met het ver dwijnen van de streekdrachten wist meteen niemand meer hoe je die typisch Axelse, Walcherse, Schouwse of Cadzandse kledij maakte. Nu wordt alsnog antwoord ge geven op die dringende vraag: hoe maak je al dat moois? Met de giste ren in Zierikzee gepresenteerde uitgave De Zeeuwse streekdrachten - Handboek voor het maken van kle ding kunnen kleermakers en naai sters - profs en liefhebbers - aan de slag. Was het klederdrachtenboek van 2005 vooral beschrijvend en theoretisch van aard, de nieuwe publicatie geeft iedereen de gele genheid zelf schaar, naald en draad te hanteren. Uiteindelijk zijn het drie Zeeuwse vrouwen, die de prakti sche kennis over de oude Zeeuwse dracht veilig hebben gesteld. Liza van der Heijden-van der Werff uit Kleverskerke gaf les in textiele werkvormen en schreef al mee aan het eerste in 2005 verschenen kle derdrachtenboek. Susan Bakx- Plasmans is modeontwerpster in Goes. Jolien Sturm-Francke is le rares-coupeuse en heeft een mo devakschool en -atelier in Veere. Ze zeggen: „Als wij dit niet had den gedaan, dan is er over 25 jaar niemand meer die de dracht kan maken." In januari 2007 begonnen ze met het bestuderen van bewaarde Zeeuwse kleding. Liza van der Heijden: „We leenden de kleding stukken van de streekdrachtver- enigingen, zodat we goed konden Het was ontleden zonder het kledingstuk echt uit elkaar te halen kijken waar de vouwen zaten, hoe er ruimte werd gemaakt voor plooien, welke stoffen er werden gebruikt. Het was ontleden zonder het kledingstuk echt uit elkaar te halen." Aanvullende informatie werd bij elkaar gesprokkeld: in ZB I Biblioheek van Zeeland wordt een opname van een interview uit 1978 bewaard met kleermaker Gil lis de Vlieger uit Meliskerke, in oude jaargangen van het tijd schrift Ariadne was een serie over streekdrachten gepubliceerd waarin werd uitgelegd hoe de Axelse beuk werd gemaakt. Jolien Sturm: „Vroeger werd er niet met patronen gewerkt. Naaisters en kleermakers tekenden met kleer- makerskrijt rechtstreeks op de stof. Van elke klant namen ze de maat, die gegevens bewaarden ze op strookjes papier." Informatie verzamelen was één. Het overbrengen in een boek was nog een hele andere kwestie. Uit eindelijk werd voor het op mode vakscholen gehanteerde Ensaid- patroontekensysteem gekozen. Dat houdt in, dat er volledig op maat kan worden gewerkt. Geen confectie dus, maar maatkleding. In het boek wordt uitgelegd hoe iemand de maat kan worden geno men: bovenwijdte, taillewijdte, halswijdte, ruglengte, buste hoogte. Daaraan wordt een aantal basispatronen toegevoegd, zoals patronen met en zonder coupe naad, Russische coupe, tweedelige mouw, zesbaansrok. De werkbeschrijvingen voor het maken zijn opgedeeld in vrou wen- en mannenkleding. Elk kle dingstuk krijgt een algemene be schrijving, vervolgens wordt uit gelegd welke stoffen er gebruikt worden en hoe de maat wordt ge nomen. Daarna volgen het teken en knipschema. Een gedetail leerde naaibeschrijving vormt het slotstuk. Traditie levend houden, dat is voor de schrijvers en samenstel lers van het boek een hoofddoel stelling. Ze rekenen daarbij op het publiek dat al in klederdrachten is geïnteresseerd. „En", voegt Susan Bakx toe, „op jongeren. Voor hen is kleding een middel om zich uit te drukken, te laten zien dat ze er gens bij horen. Als je een traditio neel jak op een spijkerbroek draagt, dan hoeft dat helemaal niet suf of ouderwets te zijn. Integen deel." Ze laat de foto zien van de jongen, die met hoed als bruide gom is neergezet. Zijn gebloemde hemdrok en 'staessens' - beenbe schermers - horen bij de traditio nele dracht, de smokingbroek is modern. Jolien Sturm noemt de heupzak als een kledingstuk, dat tijden kan overbruggen: „Vroeger werd de heupzak tussen twee rok ken gedragen, je kon er een zak doek en een flesje eau de cologne in meenemen. Nu kun je die dij- of keuszak als tas gebruiken voor je mobieltje. Ideaal." Nu kun je die dij- of keuszak als tas gebruiken voor je mobieltje. Ideaal - Jolien Sturm Het aanschaffen van de benodigde stoffen zou nog wel eens een las tige zaak kunnen worden. Win kels waar kant en klare bombazijn, zaterdag 24 februari 2018 GO Naai nu maar een beuk of Jan van Damme - Liza van der Heijden Een hemdrok wordt over het hemd ge dragen. Hij is getailleerd, ook de lange mouwen zijn strak. Onder de oksels zijn ze niet vastgenaaid, zodat er voldoende bewegingsvrijheid is. De hals is rond en wordt voorop gesloten met een 'rêêste', een reeks van minstens twintig zilveren knopen. Knoopsgaten worden met de hand met gekleurd garen gemaakt. In de zijnaden zitten twee splitten. Als de hemdrok bij een kostuum wordt gedragen, dan wordt hij gemaakt van damast of gebloemde gekalan derde wol. In meer daagse uitvoe ringen wordt ook katoen of baai gebruikt. De hemdrokken worden in Zeeuws- Vlaanderen tot 1850 gedragen, op de Zeeuwse eilanden zeker een generatie langer. (Uit 'De Zeeuwse streekdrachten, handboek voor het maken van kleding')

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2018 | | pagina 48