II II 12 DONORWET MARTIJN (16) KON VIJF MENSEN HELPEN In 2014 overleed Martijn Tigchelaar onverwachts aan een hersenbloeding. Hij was pas 16 jaar. Toch wist hij al zeker dat hij zijn organen wilde doneren. Het was voor ons dus geen vraag, hij wilde dat Bizar. Je weet datje kind sterft, maar je bent blij De onlangs aangenomen donorwet is aanleiding voor het gesprek met Helma en Boelo Tigchelaar uit Ulven hout. In 2014 overlijdt Martijn, de jongste van hun drie kinderen, on verwachts aan een hersenbloeding. Met zijn orga nen zijn vijf mensen geholpen. Ze zijn blij met de wet, die inhoudt dat iedere volwassen Nederlander in principe orgaandonor is, tenzij je aangeeft dat niet te willen. Boelo: „Het maakt de kans groter dat er donoren zijn op het moment dat je ze nodig hebt. Het is straks gewoon goed geregeld, de familie behoudt het recht om het tegen te gaan." De rest van het emotionele gesprek laat hij zijn vrouw Helma voornamelijk het woord voeren. „Er is heel veel onwetendheid over de situaties waarin het überhaupt kan", zegt ze. „Je kunt alleen orga nen doneren als je in het ziekenhuis aan de appa ratuur ligt. Mensen hebben geen idee hoe klein de kans is dat je donor künt zijn, die is echt mini maal. Dat betekent dat er zo vreselijk veel donoren geregistreerd moeten staan, wil je de mensen die het nodig hebben, kunnen helpen. Ze begrijpen de huiver bij velen, omdat er ge sneden wordt in het lichaam van hun dierbare. „Veel mensen zijn bang dat hij of zij er lelijk uit zal zien. We kunnen natuurlijk alleen uit onze ei gen ervaring spreken, maar Martijn zag er gewoon uit als zichzelf. Hij had één dun litteken in de lengte over zijn lichaam, daar zat keurig een pleis ter over. Verder zag je niks, het is zó netjes gedaan, zo mooi en respectvol." Ze vertelt waarom donorregistratie voor haar en Boelo een vanzelfsprekendheid is. Helma: „We hebben een buurjongen gehad met taaislijm- ziekte. Hij lag meer in het ziekenhuis dan erbui ten. Dat hebben we heel intens meegemaakt, zijn ouders zijn vrienden van ons. Hij stond op de lijst voor donorlongen. Op een gegeven moment wa ren ze beschikbaar. Hij heeft zo nog tien heel goede jaren gehad. Als je eenmaal zo'n kind hebt gekend, dan hoefje daar niet meer over na te den ken. „We kregen een keer een flyer over donorregis tratie, toen hebben we er ook met onze kinderen over gepraat. Martijn is de jongste, we hebben nog een zoon, Alex, en een dochter, Laura. We zaten hier samen aan tafel. Ik weet nog goed dat Martijn opstond en zei: 'Als ik niet meer kan leven, laat een ander dat dan wel doen'. De kracht, die in die woorden zat! We hadden geen idee dat het ooit nodig zou zijn... Ik hoor het hem nóg zeggen, dat was zó mooi. Het was voor ons dus geen vraag, hij wilde dat." „Een van zijn vrienden is nog in het ziekenhuis geweest. Hij zei dat hij wist dat Martijn zijn orga nen wilde doneren. 'Daar hebben we over gespro ken. Niet op school, maar een keer met logeren.' Martijn heeft er dus ook met zijn vrienden over gepraat! Heel bijzonder, omdat ze nog zo jong wa ren. Dat voelde voor ons als een extra bevestiging. „Toen ze dat wisten, gingen ze in het ziekenhuis gedetailleerd verder vragen: mag dit orgaan, mag dat orgaan? Veel mensen zeggen: alles mag, maar niet de ogen. Maar een hoornvlies kan ook erg be langrijk zijn. Het rechterhoornvlies van Martijn heeft een meisje van 15 jaar geholpen. Ze had waarschijnlijk geen levensbedreigende aandoe ning, maar ze heeft wel een ander leven gekregen door die transplantatie. En als je 15 bent, heb je een lange toekomst voor je, met een oog dat het goed doet. Dat is heel veel waard." Ze pakken er een brief van het ziekenhuis bij. Vijf mensen zijn geholpen met organen van Mar tijn. „Al die mensen hebben in feite hun leven te rug. De vraag was vooraf ook: stel dat het niet aan slaat, dat het orgaan wordt afgestoten. Ook daar ga je doorheen. Maar onze redenatie was: die mensen hebben wel een kans gehad. Sta je je orgaan niet af, dan krijgen ze die kans niet en gaan ze dood. Dat wil je niet. Elke kans is er één." De ontvangers van de organen blijven anoniem. Boelo: „Wij krijgen geen gegevens. Zij mogen wel anoniem een brief sturen. Wij hebben aangegeven daar open voor te staan." Helma: „We hebben tot nu toe niets ontvangen. Ik kan me voorstellen dat dit heel moeilijk is. Je weet dat degene die jou een orgaan heeft gegeven, er niet meer is. Dus wat moet je diens nabestaanden schrijven?" Tussen al het verdriet is er ook trots, zeggen ze. Trots op hun kind. Helma: „Dat is het rare in het hele proces. Als je je goedkeuring hebt gegeven, moeten de artsen allerlei tests gaan uitvoeren om te kijken of de organen geschikt zijn. Dat is lang niet altijd het geval. Dan komt dat bericht: ja, alle organen zijn geschikt. Het bizarre is: je weet dat je kind doodgaat, maar je bent blij. Later hoorden we dat alle organen zijn geaccepteerd. Ben je weer blij, Martijn kan mensen helpen." Ze gaan terug naar het begin van de nachtmer rie. Maandagavond 7 juli, Martijn gaat de deur uit om in Breda uit te gaan. Op donderdagochtend, om iets over half een 's nachts, overlijdt hij. On draaglijke uren liggen daartussen. Het begint met het telefoontje van een vriend, maandagavond, die meldt dat er iets mis is. Helma: „Hij zei heel nadrukkelijk: 'Hij heeft helemaal niks gedronken!' Martijn was hartstikke sportief, zat op atletiekvereniging Sprint, was heel gezond. Hij heeft vast wel eens iets gedaan wat niet mocht, maar niet die avond. Dat wilde zijn vriend mij dui delijk maken, hij had Martijn zwalkend over straat aangetroffen." Martijn belandt in het Amphia Ziekenhuis en wordt na onderzoek met spoed overgebracht naar het Sophia in Rotterdam, afdeling hersenchirurgie voor kinderen. Daar valt het besluit hem te opere ren. „Het was heel onwerkelijk. Je bent aan het wachten, in het ziekenhuis, midden in de nacht. Heb je straks nog een kind? Bij elke voetstap veer je overeind, 's Ochtends om een uur of vijf kwam de arts en begon een heel verhaal te vertellen. Op zo'n moment wil je het wel uit hem trekken. Helemaal aan het eind was het nog steeds niet duidelijk. Ik zei: 'dus hij leeft nog?' 'Nou ja, leeft...', antwoordde de dokter. De druk in zijn hoofd was veel te hoog." Zeldzame afwijking „Na nog een nacht in het ziekenhuis kwamen we woensdagmorgen vroeg weer bij Martijn en zagen op de meters dat de druk niet afgenomen was. Dan besef je dat je hem kwijt bent. Later vertelden de artsen het, maar wij wisten het zelf al. „Ik heb de foto van de hersenscan gezien. Hij had geen schijn van kans, bleek een zeldzame, aange boren afwijking te hebben, vaatkluwen. Doordat hij geopereerd is, weten we dat. Dat is voor ons wel fijn. We weten nu dat het hem had kunnen over komen toen hij 2 was, maar ook pas als hij 80 was. Dat is hem helaas niet gegeven. „We kregen te horen wanneer de operatie zou plaatsvinden waarbij de organen verwijderd zou den worden. Dan weet je: dat is dus ook het tijdstip van overlijden. Dat is echt lastig, je moet van tevo ren afscheid nemen. Ook daarin zijn we heel goed begeleid. In elk stapje. Het allerfijnste vond ik nog dat geen enkele arts op zijn horloge heeft gekeken. Er was alle tijd, aandacht en respect. „Voor de operatie stonden we nog even bij Mar tijn. Een laatste knuffel. Daarna zeiden we: 'Ga nu maar, ga maar mensen helpen'." Onherroepelijk gaat het leven verder. Ook voor de familie Tigchelaar. Helma: „Het verdriet gaat nooit weg, maar je leert er wel mee verder te leven. We willen er voor elkaar zijn, en voor onze kinde ren. En dat lukt." zaterdag 24 februari 2018 GO Trots, naast al het verdriet Jacques Hendriks Ulvenhout Helma Tigchelaar Boelo en Helma Tigchelaar in de kamer van Martijn met zijn verzameling gita ren. FOTO RON MAGIELSE/PIX4PR0FS Helma Tigchelaar

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2018 | | pagina 12