Kramer wint met een record
21
OLYMPISCHE WINTERSPELEN IN PYEONGCHANG
Pyeongchang
Ho ho, vergeten we alstublieft
Sjoukje Dijkstra niet, is het eerste
dat oud-schaatscoach Ab Krook en
lopende schaatsencyclopedie
Marnix Koolhaas zeggen. Tuurlijk,
de kunstrijdster was in 1964 de
eerste die voor Nederland olym
pisch goud won op de schaats.
Maar op de langebaan moesten
'we' als erkende schaatsnatie
wachten tot 1968. Carry Geijssen
(1000 meter), Ans Schut (3000 m)
en Kees Verkerk (1500 m) zorgden
vijftig jaar geleden bij de Winter
spelen in Grenoble voor de eerste
drie gouden medailles.
„Eigenlijk viel de buit nog tegen",
weet Koolhaas. „Eén goud bij de
mannen, terwijl Nederland in die
tijd het schaatsen domineerde. In
beide kernploegen was het een
zootje. Door de eerste kunstijs
baan, eind 1961, hadden Neder
landse schaatsers zich in razend
tempo ontwikkeld. Ze werden
veel professioneler, maar dat kon
de ouderwetse KNSB niet bijbe
nen. Die werkte nog met 1,50 gul
den dagvergoeding en liet Wim
de Graaff de mannen trainen. Aar
dige man, maar hij had geen ver
stand van schaatsen. Vooral Ard
Schenk werd daar de dupe van."
Geijssen veroorzaakte een lande
lijke rel door openlijk te vragen
om een assistent-trainer naast
Piet Zwanenburg, bondstrainer
bij de vrouwen. Koolhaas: „Zelfs
TESTRACE
Pyeongchang 2018
de minister zegde haar de waar
heid, maar ze had als eerste Ne
derlandse olympisch schaatskam
pioene wel recht van spreken."
Lang hadden de Scandinaviërs
voordeel van hun natuurijs. Ne
derland stuurde in december wel
de kernploeg naar Hamar, maar
dan waren de Noren al een maand
bezig. Toch had Oranje met wat
geluk eerder goud gehad. Kool
haas: „Wim van der Voort had in
1952 in Oslo de 1500 meter moeten
winnen. Hij zei als eerste: ik ga me
voor de Spelen een jaar lang speci
aliseren op een afstand. Voor all-
roundtitels kwam hij op de tien
kilometer tekort, dus dat was slim.
Al werd hij er breed om bekriti
seerd, want het allrounden had
veel meer aanzien. Maar als Van
der Voort daar Hjalmar Andersen
had verslagen op de baan van Bis-
lett, in het hol van de leeuw, had
den de Spelen in ons land al vanaf
1952 meer aanzien gehad. Hij had
alleen pech dat hij in een latere rit
zat en dat het ging sneeuwen. Hij
kwam twee tienden tekort."
Die voorliefde voor het allroun
den heeft Nederland wel wat
olympische medailles gekost, stelt
Krook. De plakken die werden ge
wonnen kwamen lang op naam
van allrounders die min of meer
bij toeval het sterkste waren op
een afstand. „Alles draaide om de
EK en WK allround. De Spelen, o
ja, daar stuurden we ook nog even
een ploeg heen, dat idee. In het
Oostblok was het eerder gebruike
lijk om te specialiseren, vooral op
het kortere werk. Bij ons was daar
geen ruimte voor. Ikzelf was bij
voorbeeld een goede 1500-meter-
rijder. Maar als ik me erop had
toegelegd, wanneer kon ik die af
stand dan rijden? Eens in de vier
jaar. Ik had hoe dan ook allround-
toernooien moeten rijden, dus ja:
dan ga je dat toch niet doen?"
Nog steeds slaan schaatspuristen
het allrounden hoger aan, zegt
Koolhaas. „Net als echte atletiek-
fans dat doen met de tienkamp.
Vraag Ard Schenk wat hij mooier
vond, drie keer goud in Sapporo of
zijn wereldtitel allround, dan is
het dat laatste. Shani Davis, zelfde
verhaal. Rintje Ritsma had zich
zeker kunnen specialiseren, maar
wilde ook graag die twee titeltoer-
nooien rijden elk jaar." En won
dus nooit olympisch goud.
Volgens Krook keerde het tij met
de komst van de wereldbeker in
de jaren 80. „Als je vijfde werd op
een afstand leverde dat je bond
subsidie op. Terwijl een vijfde
plek op de WK allround veel min
der waard was." De ISU en de
bonden hebben geen geld meer
om allroundmedailles te belonen.
De Spelen zijn zo groot en com
mercieel interessant geworden,
dat alles nu draait om het vierjaar
lijkse evenement. „Pas twintig
jaar geleden, met de commerciële
ploegen, werd langzaam afstand
genomen van het allround trai
nen", zegt Koolhaas. Inmiddels is
Nederland het succesvolste olym
pische schaatsland. Krook: „Maar
iemand als Kjeld Nuis had in de
jaren 50,60 of 70 nooit mee kun
nen doen."
dinsdag 6 februari 2018
GO
Specialiseren leerden onze
schaatsers schoorvoetend
Zondag is het vijftig jaar gele
den dat Carry Geijssen Oranje
het eerste olympische schaats-
goud op de langebaan bezorg
de. Waarom duurde het zo lang,
en hoe komt het dat de buit ook
daarna niet bepaald overhield?
Rik Spekenbrink
Carry Geijssen in 1968 met
prins Claus en prinses Beatrix
na haar triomf op de 1000 meter
bij de Olympische Spelen in het
Franse Grenoble. fotosanp
dagen tot
GANGNEUNG De overwinning
in een testwedstrijd op de drie
kilometer heeft Sven Kramer
gisteren veel vertrouwen gege
ven. Zes dagen voor de olympi
sche vijf kilometer liet de Fries in
Gangneung zijn concurrenten
Sven Kramer bij zijn test in
Zuid-Korea. fotoanp
Jorrit Bergsma en Ted-Jan Bloe
men achter zich. Kramer klokte
met 3.38,64 een wereldrecord
op laaglandbanen voor deze in
courante afstand, Bergsma reed
3.41,20 en Bloemen 3.42,97.
„Liever rijd ik geen vijf kilometer,
want die moet ik over zes dagen
al doen. Zo'n drie kilometer is fijn
om te rijden, een vlakke rit ook",
aldus Kramer, die voor het eerst
in lange tijd weer een wedstrijd
reed. „Sommige mensen hebben
wedstrijdritme nodig. Ik gedij wat
beter bij rust."
De voor Canada rijdende Bloe
men hechtte niet veel waarde
aan de uitslag. „Ik heb ook niet
geprobeerd Sven aan te vallen.
Ik was met mijn eigen race bezig
en wilde mijn techniek op orde
krijgen. Dit was een training."
Ans Schut op weg naar de
winst op de 3000 meter.
Kees Verkerk na zijn overwinning op de 1500 meter bij de Winter
spelen van vijftig jaar geleden.