ZEELAND GEBOEKT
Hulst was ooit een bloeiende havenstad
Wl,e l,ave" x
Met smaak
van parfait
d'amour
21
Bijna vijf jaar geleden trok 'Papieren vleugels', de eerste bundel van Hanneke van
Eijken (geb. 1981), afkomstig uit Zeeland, veel aandacht. Nu verschijnt de
opvolger, 'Kozijnen van krijt'.
y&TïjHÜJst j
-»/' J
Hanneke van Eijken wist al jong
wat ze wilde. Vanaf haar twaalfde
wilde ze de poëzie in. Op haar
dertiende besloot ze ook advocaat
te worden. Haar naam duikt in
april 2000 voor het eerst in de krant op. Zij,
dan een meisje van negentien uit Zonnemaire
(Schouwen-Duiveland), heeft een van de
winnende gedichten ingestuurd voor 'Doe
maar Dicht maar'. Ze onthult het recept van
haar poëzie: 'Bij mij moet er altijd een beetje
crème fraïche in, maar ook een scheutje azijn'.
Voorjaar 2013 is het zo ver, haar debuutbun
del 'Papieren veulens' verschijnt. De recen
senten delen veel sterren uit, gedichten van
haar halen snel de bloemlezingen. Voorne
men twee, juriste worden, is trouwens ook
uitgekomen. Ze promoveerde in 2014 en do
ceert Europees recht in Utrecht. Een merk
waardige combinatie, de harde feiten van het
recht en de buigzame fictie van de poëzie.
Wie weet verklaart uitgerekend dit de aan
trekkingskracht van haar werk. Homeopathie,
astrologie, religie, het is in mijn ogen allemaal
levensgevaarlijke onzin. Wat haat ik mezelf als
ik, wanneer mensen met verhalen in deze
richting komen, om ze niet te grieven, er het
zwijgen toe doe of zelfs een beetje toegeef aan
dit zelfbedrog. Er staat niets boven ons, we
zijn eenzaam in de kosmos, aangewezen op
natuurwetten en op onszelf.
Alleen is daar het onverklaarbare mysterie
van de poëzie, zeker poëzie als die van Han
neke van Eijken. 'Schaduwkamers' noemde ze
een afdeling in haar eerste bundel. 'Alles is
meetbaar', schrijft ze. Maar tegelijk weet nie
mand 'in hoeveel schaduwkamers we zullen
wonen'. Haar vorm, het recept van verleide
lijke crème fraïche en schokkende scheut
azijn, doet inmiddels zijn werk. De op het eer
ste gezicht misschien wat vale vertellingen
worden met uitbundige beeldspraak versierd.
Een wervelkolom buigt in haar nieuwe bun
del 'Kozijnen van krijt' 'als jonge wilgentak'
en schouderbladen zijn 'als esdoornzaden' op
een rug gekruld. Steigers in een haventje 'wa
ren lange, sterke armen'. Het uitbundigst
wordt ze in een gedicht geschreven 'als je peu
ter slaapt'. Ze gaat juist over de peuter schrij
ven, wiens adem zingt 'als een goudversierd
mechanisch vogeltje'. De vergelijking gaat nog
De middeleeuwse haven van Hulst stond
vorig jaar al centraal in het jaarboek
van oudheidkundige kring De Vier
Ambachten. Nu komt er een vervolg van de
hand van historicus Jan Lockefeer: 'De haven
van Hulst vanaf de middeleeuwen tot in de
Franse Tijd'. Het boek verschijnt omstreeks r
februari als hardcover en telt circa honderd pa
gina's. Het is rijk geïllustreerd met veel kaar
ten en andere afbeeldingen, bijna alle in kleur,
een aantal op een volledige pagina. De prijs
bedraagt 29,50 euro.
Auteur Lockefeer laat weten: „Eeuwenlang
heeft Hulst een bevaarbare verbinding met de
Westerschelde gehad. In de middeleeuwen
ontwikkelde de stad zich tot een haven aan
het einde van een geul die vanaf de buurt
schap Kampen ten noordwesten van Vogel
waarde tot in de stad liep. De haven werd de
motor van een kleine, maar bloeiende han
delsstad. De welvaart van toen laat zich nog al
tijd aanschouwen in monumenten zoals de
basiliek en het stadhuis. De Tachtigjarige Oor
log maakte een einde aan deze welvaart en aan
de middeleeuwse havengeul. In en door die
oorlog ontstonden twee nieuwe verbindingen
met de Westerschelde, een vanaf Saeftinghe
en een vanaf het Hellegat. Daardoor bleef
Hulst per schip bereikbaar. De welvaart van
weleer zou echter niet meer terugkeren. Door
de gewijzigde economische omstandigheden
ontbraken de financiële middelen om de ha
vengeulen goed bevaarbaar te houden. De ha
ven stierf rond 1800 een langzame dood."
vapaf le mïddeleeuwe
tot in de .franke TijtK
'J X A ;/y\\ 1
tU 1
Zeeuwse schrijvers
Jan Mens (1897-2967) was
zo'n auteur over wie de lite
raire critici van tevoren wis
ten dat hij nooit iets goeds zou
schrijven. Dus toen in 1953 'Elisa-
beth' verscheen, zijn roman over
Betje Wolff, waren de reacties
voorspelbaar. Vooral de NRC
haalde smalend uit. Achteraf kun
je slechts vaststellen: hé, ook toen
was die krant, ondanks de preten
tieuze toon, niet vies van nep-
nieuws. Er is niets mis met 'Elisa-
beth', hooguit had Jan Mens de
schijn tegen. Zijn carrière was an
ders verlopen dan die van de ge
middelde Nederlandse letterkun
dige. Na de ambachtsschool vond
hij werk bij biljartfabriek Wilhel-
mina. In de crisisjaren verloor hij
zijn baan, maar had het geluk een
schrijfprijsvraag te winnen. Een
volksschrijver was geboren, jaloers
makend geliefd bij het publiek.
Anders dan de recensenten sug
gereerden, maakte hij het zich
niet gemakkelijk. Om 'Elisabeth'
te kunnen schrijven logeerde hij in
de befaamde pastorie te Midden-
beemster. Ook reisde hij af naar
Vlissingen, om stukken te bekij
ken en om de sfeer te proeven. Zo
ontstond eindelijk eens een histo
rische roman die ontroert en treft.
Betje Wolff is in het boek een van
oprechtheid stralende ster in een
onwaarachtig universum. Daaraan
ontsnappen wordt haar levens
doel. Ze heeft een geruchtma
kende affaire met een vaandrig.
In het begin van de roman vaart
een dominee op vrijersvoeten
Zeeland binnen. Al van de schip
per krijgt hij verhalen over Betje te
horen: ze is in Vlissingen 'gezien
als een vlo in 'n hemd'. Het ont
moedigt hem niet, in haar brieven
heeft ze haar affaire opgebiecht.
Nog jaren later denkt ze terug aan
het avontuur, aan 'die kussen, met
een smaak van Parfait d'amour.'
Haar 'Zeeuwse kleur' verliest ze in
de Beemster niet, ze mist haar
stad: 'En Vlissingen was zo ver, zó
ver...' Haar herinneringen tintelen
nu nog: 'De visserschepen met op
gedoekt want deinend aan de wal,
de vuurbaak op het Keizershoofd,
en in de verte de zee'. Jan Mens,
geloof deze ene recensent wél, hij
kon er wat van.
een volle bladzijde door. Ze brengt de
bijzonderste luchtjes feilloos thuis:
'de geur van gestrande potvissen is
een massief blok'. Alleen is niet haar
eigen neus actief, maar die van een
Amelandse walvisvaarder uit de
achttiende eeuw. Dat is misschien het verras
sendste aan deze poëzie, hoe de dichteres in
honderd huiden kan kruipen. Ze kijkt zelfs
door de ogen van 'Marsmensen' die op hun
kans wachten zich op aarde te vestigen.
'Kozijnen van krijt' is één lange ode aan de
kracht van de verbeelding. Alles is mogelijk:
'ik hoef alleen maar/ een haakje los/ een deur
van het slot te laten'. Alles is mogelijk, zelfs
even terug naar Zonnemaire toen.
'Point of no return' heet een gedicht,
maar ze gaat wel degelijk terug, de
dichteres kan alles wat de juriste
niet kan: 'wat we aanraakten be
woog die zomer schuw/ we waren
jonge, nieuwsgierige dieren, liepen/ te koop
met geur en nu ik de kleur heb aangenomen/
van de muren waartussen ik leef/ leg ik deze
momenten aan elkaar/ tot een langgerekt uur'.
Poëzie zoals poëzie hoort te zijn, magie voor
wie beseft dat er geen tovenaars zijn.
dinsdag 2 januari 2018
PC
Wekelijkse rubriek met boeken over Zeeland
en boeken van Zeeuwse schrijvers
Ode aan de verbeelding
Mario Molegraaf
- ■fl
Jan Lo«Kéïe'er( I. rrfjV
Mario Molegraaf
Jan Mens: Elisabeth
Hanneke van Eijken
FOTO BRIAN SMEULDERS
Hanneke van Eijken: Kozijnen van krijt - Uit
geverij Prometheus, 62 pag., 19,99 euro.
Verschijnt 5 januari 2018.