Jaap Robben
Natuurlijk had ik haar al wei
eens gezien. Ik herinnerde me
dingen waar geen foto's van
waren. Een rond omaatje aan het eind
van haar flatgalerij. Zo'n snoephorloge
met kraaltjes die ik van een elastiekje
moest kauwen. Sigarettenwalm had de
muren gekleurd. Dikke gordijnen met ru
ches. De kaketoe van porselein, die tegen
woordig bij mijn ouders op de kast staat
in de logeerkamer. We noemden haar
oma Tilburg. Haar stem kende ik vooral
van het antwoordapparaat.
En toen kwam ze voor het eerst bij ons
op bezoek. Mijn vader ging haar ophalen,
het was de kerstavond dat ik mijn eerste
scheermes kreeg vanwege het donsje op
mijn bovenlip. Ik had een nette blouse
aan. De geur van ovenbroodjes trok door
het trappenhuis omhoog. Servies van
mijn overgrootouders stond al op tafel en
de kerstservetten lagen naast de borden.
Plakjes gerookte zalm op een schaal. Uit
de stereotoren klonk Last Christmas van
Wham! van de gratis kerst-cd die we
hadden moeten opgraven in een karton
nen emmer waspoeder. Kaarsjes die mijn
zusje al heel vroeg had mogen aansteken,
doofden een voor een uit. De cadeautjes
onder de boom waren allemaal ingepakt
met dezelfde rol papier. En mijn moeder
vroeg of ik toch nog een keer snel wilde
stofzuigen.
„Dag oma", zeiden we onwennig, alsof
we zo wilden benadrukken dat ze dat
was. Mijn vader hielp haar aan zijn arm
de trap op en installeerde haar aan de kop
van de tafel. „Ohhh..." zei ze en keek naar
de kerstboom, de kaarsjes en schalen met
broodjes. Ze ademde zwaar. Je kon zien
dat ze zich mooi had gemaakt, rouge tot
de randen van haar gezicht. Haar in de
krul. Een kerstjurk die knisperde van
nieuwigheid.
Mijn vader kwam opnieuw de trap op,
met twee boodschappentassen cadeaus.
Onze namen met aarzelende letters op
kaartjes geschreven en die waren met
veel plakband op de cadeaus geplakt. Een
flanellen pyjama voor mijn moeder en
mijn zusje. Ik kreeg een blouse van de
Tilburgse markt die je na één keer zweten
eigenlijk niet meer kon dragen. Haar
jongen kreeg een fles jenever, zij was de
enige ter wereld die mijn vader nog jon
gen noemde. Ik vond het fijn als ze dat
zei. Voor iedereen was er ook nog een
nieuw dekbed. Voor ons samen een
kerstkleed. Wij gaven haar een koffiezet
apparaat. Jaren later zou dat nog een tijdje
met mij meeverhuizen van studenten
huis naar studentenhuis.
Vanaf die eerste kerst kwam ze vaker,
altijd op zondagen. Het werd steeds
gemakkelijker om haar oma te noemen.
Een paar jaar later viel ze, het was glad
en diep in december. Toen ze een week
later overleed, waren we er allemaal bij.
De begrafenisondernemer kwam.
Condoleerde en wenste ons ondanks
het verlies een goede kerstmis. „O ja",
mompelden we tegen elkaar, keken
naar buiten alsof het daar te zien was.
„Het is kerst..."
In haar trapkast naast de kruimeldief
vond ik een boodschappentas met ca
deautjes voor ons allemaal. Alleen het
mijne moest ze nog kopen. Gelukkig
had ze het kaartje al wel geschreven.
Voor Jaap. Van je oma.
Van je oma
201 zaterdag 23 december 2017