Geen weerzinwekkender substantie dan de blubberende kokhalssmurne MBWH die langzaam langs de el pul stroomde Denk aan Trump-imitator Alec Baldwin. Aan Rex Tillerson, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. Of nog beter: aan de voormalige Franse president Jacques Chirac. Denk aan de Amerikaanse wetenschapper Richard Feynman. Aan pornoster Bree Olson. Aan acteurs Bradley Cooper, Robert Downey, Redd Foxx en de onlangs overleden Jerry Lewis. Aan Al Pacino. Denk aan stand- upcomedians Chris Rock en Jon Stewart. Aan de Nederlandse schrijvers Bert Natter en Ronald Giphart. Wat hebben al deze lieden gemeen? Bij allen begon hun carrière in de spoelkeuken van een restaurant. Zij waren plongeur, zoals dat in het Frans heet. Busboy, in het Engels. Geschirrspüler, in het Duits. Afwasser. Mijn eerste baantje was op mijn 16de als spoelie in een Chinees restaurant dat volkomen terecht niet meer bestaat. Destijds werd ik in de spoelkeuken aangenomen door een Chinese chef met een besmeurde buis die leek op een schildersezel. Hij sprak geen ander Nederlands dan 'jajaja, klootzak' en 'neeneenee, klootzak'. Ergens in een hoekje van de kleine keuken lag mijn werkstation: een wasbak met een spoelknop en een afwasmachine met enkele platte kratten. Het werk was zwaar, maar dat was niet de reden dat ik zo verbijsterd was. We schrijven 1982 en inmiddels is er ongelooflijk veel ver anderd, met name in Aziatische keukens, maar in mijn nachtmerries word ik nog weieens wakker in die piepkleine, bloed hete Chinese oven, waar twee briesende koks achter enorme wokken en pannen stonden en het mijn taak was zo snel mogelijk te verwerken wat er van de tafels in de eetzaal terugkwam. Natuurlijk moest ik borden wassen, bestek spoelen en glazen poetsen, maar het werk bestond uit veel meer dan dat. Zo was het ook mijn taak als afwasser om de overgebleven sauzen, satéstokjes, babi pangang en rijst terug te stoppen in daar voor bestemde bakken - iets wat ook toen al verboden was. Groenten en vleeswaren die al een keer waren geserveerd, werden rustig nog een keer verkocht, en des noods nog een keer en nog een keer. Toen ik mijn Chinese baas na een paar dagen vertelde dat dit eigenlijk niet mocht, voegde hij me toe: 'Jajaja, klootzak'. Ik heb het niet lang uitgehouden en het heeft een paar jaar geduurd voor ik weer bij een Chinees restaurant wilde en durfde eten. Mijn tweede baan - inmiddels stu deerde ik Nederlands - was iets totaal anders: bordenwasser bij een Argentijns restaurant. Op een schreeuwend drukke zaterdagavond was ik met een huis genoot de Utrechtse vestiging van een grillrestaurantketen binnengestapt, waar een overspannen manager ons ter plekke aannam. We werden naar een Madurodam-versie van Dante's Inferno geleid: de spoelkeuken. Of we meteen wilden beginnen. De Heere zal u slaan Het restaurant kreeg op een gemiddelde avond meer dan 150 gasten, dat betekende een veelvoud van vieze borden, kopjes, schotels, messen, vorken, et cetera. In ons hok stond een zogenoemde wasstraat met een grote spoelmachine die altijd stond te blazen. Er heerste een tempera tuur die ooit werd beschreven in het Oude Testament. In Deuteronomium 28:22 stond het heel duidelijk: 'De Heere zal u slaan met tering, en met koorts, en met vurigheid, en met hitte, en met droogte, en met brandkoren, en met honigdauw, die u vervolgen zullen, totdat gij omkomt.' Dat ging dus met een voor uitziende blik over de spoelkeuken bij Gauchos. Heel soms droom ik ook daar nog weieens van. Op een echt zware avond stapelden de vieze borden zich op, viel de boiler uit, raakte de inferieure spoel machine verstopt waardoor ik alle sme righeden met de hand moest wassen, nam de druk toe, begon iedereen tegen mij te schreeuwen, snauwden koks me af, maakten serveersters lullige opmer kingen en liep tot overmaat van ramp de vetput over. De wat? De vetput. Die vermaledijde vetput was de schrik van iedere spoelie. De vetput is een bak om afvalwater te zuiveren voordat het in het riool verdwijnt. Dat heeft met gemeentelijke regulering te maken. In het restaurant waar ik werkte, moest die bak regelmatig worden geleegd, maar soms hoopte het vet zich zo snel op - bijvoorbeeld door een verstopping - dat het loden deksel van de put omhoog kwam en het smerige drab de spoelkeuken binnenstroomde. De penetrante geur van oud vet kan ik nog zo oproepen. Geen weerzinwekken der substantie dan de blubberende kok- halssmurrie die langzaam langs de vetput stroomde. Mijn maag keert zich al om louter door erover te schrijven. Als de vetput overstroomde terwijl er gasten in het restaurant zaten, moest er vanwege die geur accuut iets gebeuren: dan moest iemand zijn mouw opstropen om met zijn blote arm te proberen de prop viezigheid die de doorstroming van het vet belemmerde te verwijderen. Die taak lag uiteraard bij de spoelie. Bij mij. Zeker vijf keer heb ik mijn arm in die vetput moeten steken, in de wetenschap dat mijn huid nog uren, dagenlang naar bedorven kots zou ruiken. Dat weten weinig mensen dus, dat je de geur van oud vet bijna niet van je arm krijgt geschrobd, hoe goed je je ook inzeept. Het heeft mij een levenslange bewon dering voor spoelkeukenmedewerkers bijgebracht: zij zijn de grote onbekende, ongeroemde en onvolprezen helden van de horeca. Vaak delen zij niet eens of maar ten dele mee in de fooienpot en nie mand die ooit een aardig woord voor een afwasser overheeft. Maar vandaag wel. Vandaag is het #dedagvandeafwasser. Vandaar deze oproep aan restaurateurs, koks, obers, serveersters en vooral gasten: geef vandaag uw spoelie eens wat extra aandacht, een extra knuffel, een extra fooi. Ze verdienen het! magazine 35 WG

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2017 | | pagina 99