kroniek
Hugo Borst schrijft over zijn moeder, die aan alzheimer lijdt. Tijdens een lezing
vraagt iemand hem of hij op de hoogte is van een wonderinstrument.
Op de eerste rij zit een
oude, kleine man met
een boodschappentas. Er
zit een pan in of zo. Voor
mijn lezing begon, heeft
hij me gevraagd of hij straks wat mag
vragen. Dat mag, graag zelfs. Na de
pauze is er altijd gelegenheid voor het
stellen van vragen.
Tijdens het voorlezen dwalen mijn
gedachten eventjes af. Vanmiddag zei
mijn vrouw, terug van een bezoekje
aan ma: „Ze kan nu niet meer lopen.
We hebben haar in een rolstoel
gezet."
„Wat? Mij lukte het zaterdag nog
wel. Je moet ma in haar rug onder
steunen als ze achter haar rollator
staat, een beetje duwen."
„Weet ik, maar ze kreeg de ene voet
niet voor de andere. Ze wist echt niet
meer hoe dat moest."
Ik sta deze avond in een kerk in
Delfgauw voor tweehonderd mantel-
zorgers. In de pauze komt er een
jonge vrouw naar me toe. Ze vertelt
dat ze zorgt voor haar demente vader.
Hij was 54 toen de ziekte zich open
baarde. Het duurt al vijfjaar. Zij is
24. Ik stel de vraag die mensen mij
altijd stellen. Of ze bang is dat zij
die rotziekte ook krijgt? Ze knikt.
„Ja, natuurlijk. Ook al omdat mijn
vader het zo jong kreeg."
„Laat je je onderzoeken?" vraag ik.
Ze is resoluut. „Nee. Dat zou ik op
deze jonge leeftijd te confronterend
vinden."
Ik zeg haar dat er binnen een jaar
of drie, vier resultaten bekend wor
den van wetenschappelijke onder
zoeken die wereldwijd zijn gedaan
bij mensen met hersenziekten. De
verwachtingen daarover zijn groot.
Steeds zie ik de oude, kleine man
met de boodschappentas zitten. Gaat
hij zijn vraag nog stellen?
Ik vertel over mijn moeder, die het
kleine stukje van haar bed naar de
tafel niet meer met de benenwagen
kan afleggen. Ik wil het gewoon niet
geloven. Natuurlijk, je raakt steeds
meer vaardigheden kwijt als je
dement bent, maar als je haar een
beetje helpt met bewegen, dan moet
dat gewoon nog lukken. Ma in een
rolstoel, vreselijk.
De oude, kleine man met de
boodschappentas heeft zijn vinger
opgestoken. Hij vraagt of ik weet
NEE HÈ. DIT
IS TOCH NIET
DE BROER
VAN KLAZIEN
UITZALK?
dat er een instrument bestaat dat de
ziekte van Alzheimer kan genezen.
Nee hè. Dit is toch niet de broer van
Klazien uit Zalk?
Ik bekijk de oude, kleine man eens
goed. Hij ziet er kwetsbaar en vrien
delijk uit. Hij draagt een baard zonder
snor. Ik moet aan Rien Poortvliet
denken, die zo mooi kabouters kon
tekenen.
Ik luister ongeduldig. Ik geloof
niet in piskijkers. Een instrument
dat hersenziekten kan genezen, dat
schept valse verwachtingen.
Ik zeg dat ik heel sceptisch ben.
Wat onwaar is. Ik geloof er niet in. Ik
spreek met hem af dat als er mensen
in de kerk geïnteresseerd zijn in zijn
verhaal, ze na afloop maar naar hem
toe moeten komen.
Of dat is gebeurd weet ik niet. Na
afloop komt hij naar mij toe. Ik krijg
allerlei papieren van hem en een boek
over Edgar Cayce. De oude, kleine
man wijst naar zijn boodschappentas,
waarin het apparaat zit dat hersen
ziekten kan genezen. Hij was te laat
om zijn vrouw ermee te redden, ver
telt hij. Gelukkig haalt hij dat ding er
niet uit.
Thuis google ik op de naam
Edgar Cayce en vind hoe het apparaat
heet dat alzheimer kan genezen.
TheRadiac. 41
E Reageren?
magazine
@persgroep.nl
Genezing
WG
magazine 29