Ik keek naar de pup die op een| hand paste en voelde iels wal ik lang niet had gevoelt k herinner me nog hoe ik acht jaar gele den met mijn toenmalige vriend Taco een vervallen schuur in België binnen liep. In een bak met stro krioelden tien puppy's over elkaar heen. Het was moei lijk om ze uit elkaar te houden. Dat ik net nog drugs had gebruikt, hielp ook niet. „Die zijn nog te koop." Met een dikke vinger wees de fokker op drie pups. „Nog keuze zat dus", zei hij joviaal. Omdat hij ze op mijn verzoek nog een paar keer had aangewezen, durfde ik niet meer te vra gen om welke het nu precies ging. Dus zei ik maar dat ik niet kon kiezen. „Deze vind ik persoonlijk de mooiste." De man deed een graai in de bak en hield een klein donkerbruin hondje omhoog. „Ik wilde eigenlijk een teefje", zei ik. „Ja, maar reutjes gaan voor je door het vuur hoor." En met die woorden vergat ik mijn urenlange research waardoor ik tot de conclusie was gekomen dat ik toch echt een teefje wilde. Een kwartier later zaten Taco en ik weer in de auto naar huis. Voorovergebo gen over de roze plastic doos, die ik had meegenomen, suste ik de jankende pup met lieve woordjes. „Hoe zullen we hem noemen?" vroeg Taco met een sjekkie in zijn mondhoek, terwijl hij het volume van de hardhouse omhoog draaide. „Ik noem hem Flip", zei ik. Ik had me voorgenomen meteen bij thuiskomst minder GHB te gebruiken, nu ik een onzindelijke pup had die totaal afhankelijk was van mijn zorg. Ik wist precies hoe ik het zou aanpakken. Elk uur zou ik met het hondje naar buiten gaan, hem consequent opvoeden én me opge ven voor puppycursus. Thuis ging ik op de grond zitten, Flip klom op mijn schoot, draaide nog een keer om zijn as en viel met een diepe zucht in slaap. „Nou, één G'tje moet kun nen, hij slaapt nu toch", zei ik tegen Taco. Hij schonk twee glazen in en we proost ten op ons nieuwe leven. Uitgelaten spra ken we af voortaan alleen nog maar op het balkon te roken, want dat was beter voor Flip. En toen ging ik out. Anderhalf uur later werd ik wakker van schril gekef. Er lag een plasje naast me. „O, shit", mompelde ik, terwijl ik onder tussen het jurkje probeerde te redden waarin Flip zijn tanden had gezet. Driftig grommend schudde hij zijn kop heen en weer. Voorzichtig pakte ik hem op, deed zijn roze riempje om en liep verdwaasd naar buiten. Ik keek naar Flip die zo klein was dat hij op een hand paste en voelde iets wat ik lang niet had gevoeld: verantwoor delijkheid en liefde. Langzaam leek ik te ontwaken uit een drugsroes die al vijf jaar te lang duurde. Ik deed er alles aan om mijn drugsver slaving verborgen te houden voor mijn familie. Daarom lag ik elke zondag onder de zonnebank voor een gezond kleurtje en als het woord drugs viel was ik de eer ste om te verkondigen dat ik nóóit zou gebruiken. Iedereen geloofde me, want sinds de scheiding van mijn magazine 41 m MHO Flip nipt WltH

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2017 | | pagina 104