en paar jaar geleden kreeg mijn man tijdens de
vakantie een hartinfarct. Terwijl hij in het zieken
huis lag, bracht ik de nacht door in een snikhete
stacaravan met de kinderen; eentje van 3 jaar en
eentje van acht maanden. Tegen een uur of 3 begon
de jongste te krijsen en te spugen. Alles zat onder.
In de veel te kleine badkamer sproeide ik de baby
schoon. Die stopte niet met gillen, waardoor ook de
peuterdochter wakker werd en het op een huilen
zette. Halfslachtig probeerde ik mijn dochters te
troosten, onderwijl jankend en zwelgend in zelfme
delijden.
In de weken en maanden daarna bleef ik blaffen
tegen de kinderen; vermoeid en ongerust als ik was
door de longontstekingen die volgden op mijn mans
hartinfarct, en extra geïrriteerd vanwege chronische
rugpijn. Aan consequent zijn, geduld hebben en een
beetje aandacht opbrengen voor de kinderen kwam
ik nauwelijks toe.
Midden in de dip dacht ik aan haar, mijn moeder.
Hoe moest zij zich hebben gevoeld toen in haar leven
de ellendige gebeurtenissen elkaar in moordend
tempo opvolgden? Bij mij werd het na zes maanden
beter, bij haar heeft de ellende nog altijd invloed op
haar dagelijkse leven. Ik verweet haar van alles en
nog wat, maar wat was er van mij geworden als de
rampspoed die haar trof, mijn lot was geweest?
Als ze voor het eerst het hele verhaal vertelt over
het donkere jaar waarin mijn vader bijna veronge
lukte en mijn broertje overleed, trillen haar handen
zachtjes. Vanonder haar bruine haar kijkt ze net
langs me heen. Hoe ging dat, mam, vraag ik bij bijna
alles wat ze zegt. Even lijkt het alsof ze de begrafenis
van mijn broertje in een bijzin wil afdoen. Als ik
verder vraag, vertelt ze hoe ze samen met mijn vader,
broers en zus het kistje naar het graf droeg. Dan barst
ze in huilen uit. Voor het eerst in jaren zie
ik haar kwetsbaarheid. Zie ik de moeder
die lang geleden binnen twee jaar zoveel
kwijtraakte, dat ze er bijna veertig jaar
later nog elke dag mee worstelt. Voor het
eerst in lange tijd omhels ik haar. Even
zijn we heel dicht bij elkaar.
Als het om haar gaat, erger ik me snel.
„Mam, dat kan écht niet hier", verzucht
ik als ze op een terras, hartje zomer, een
zak pepernoten opentrekt. En als ze, naar
mijn smaak net iets te hard, de ober roept
in een chic restaurant, sis ik: „Jemig, doe
nou gewoon rustig!"
Onlangs vroeg mijn man of ik niet eens
wat aardiger kan zijn voor mijn moeder.
„Dat wil ik best, maar het lukt niet", zei ik.
Hij zei: „Wat neem je haar allemaal kwa
lijk dat je altijd zo moet reageren?" En
toen waren ze daar opeens: dikke tranen.
„Eenrotjeugd!"
In groep 7 gingen we met mijn klas op
excursie naar een technische school. Drie
klasgenootjes probeerden me te laten
struikelen. Toen ik uiteindelijk viel, zei
de meester: „Jeetje Rianne, kun je nu even
blijven staan?" Die middag vluchtte ik
naar mijn kamer. Een uur later schreeuw
de ik boven aan de trap: „Ik haat die
stomme school, ik haat alles. Ik ga nog
liever dood!" Niemand reageerde. Pas
bij het eten zei mijn moeder: „Doe toch
niet zo raar, Rianne, zo erg zal het toch
allemaal niet zijn?"
Buitenshuis was ik bang voor andere
kinderen, binnenshuis was er gebrek aan
Familiealbum
Foto's van Rianne
met haar moeder.
Rechts: een fami
lieportret met
ouders, broers en
zus. Een portret
van het vroeg
overleden broertje
Jasper hangt
boven de bank.
221 zaterdag 19 augustus 2017