'VIND JE HET NIET
ERG DAT FÉ NU
ZOVEEL MEER OP
MIJ GERICHT IS?'
Column
Marijke doet deze zomer verslag van haar leven met
deeltijdpleegkind Felicity. Die voelt zich inmiddels een stuk
beter op haar gemak bij mannen dan vroeger.
Dat Fé niet helemaal op haar
gemak was bij iemand van het
mannelijk geslacht, werd ons
de allereerste keer dat ze hier
was al snel duidelijk. We zaten
in de tuin en ze kletste volop met mij,
maar keek Erik nauwelijks aan. Aan het
eind van de middag zei ze: „Straks ga ik
boven slapen, hè?" Ik knikte. „En jij slaapt
ook boven toch, in de kamer naast mijn
kamer?" Weer knikte ik. „En Erik kan wel
in de tuin slapen."
Een jaar lang was ik het die haar naar
bed moest brengen, die mee moest naar
de speeltuin, die moest kijken als ze een
toneelstukje opvoerde. Als ik even naar
de stad moest, wilde ze mee en zei: „Erik
mag thuisblijven."
„Ze heeft wel wat moeite met mannen",
had zowel de pleegzorgmedewerker als
de moeder ons van het begin af aan ge
zegd. Verkeerde voorbeelden gehad; een
afwezige vader en een gewelddadige ex
van haar moeder. En al deed Erik nog zo
zijn best, hij bleef een man (en ook nog
eens heel groot) en dus eng.
„Jij mag wel een snoepje, Erik niet."
„Wij zijn coole meiden hè, Erik niet."
„Jij brengt mij naar bed, hè."
Erik heeft heel wat moeten verduren.
En nooit mopperde hij. Altijd bleef hij
lief en geduldig. Hij probeerde haar ver
trouwen te winnen, stap voor stap. Vroeg
of ze het leuk vond als hij, na mij, ook nog
een kort verhaaltje voorlas („Ja, samen
met Marijke"), sneed ook een keer haar
boterham in stukjes, mocht haar pakje
chocomel openmaken en ving haar in het
zwembad op als ze van de glijbaan ging.
En nu is Erik haar held. „Ik wil naast
Erik zitten", zegt ze tegenwoordig als we
gaan eten. Als hij op de bank zit, kruipt ze
op zijn schoot en krijgt hij ineens een kus
op zijn wang. Hij mag voorlezen, mee
naar de speeltuin en zelfs zonder mij wil
ze best met Erik boodschappen doen.
„Vind je het niet erg dat Fé nu zoveel
meer op mij gericht is?" vraagt hij me. Ik
lach en zeg dat ik het geweldig vind. En
dat meen ik. Hoe meer zij op haar gemak
is, hoe beter ik me voel. Dat het feit dat ze
wat meer op Erik is gericht mij af en toe
wat rust geeft, is mooi meegenomen.
Maar er is één ding dat niet is veran
derd. Als ze wakker wordt, roept ze heel
hard om mij. Erik draait zich zoals altijd
nog een keer om als Fé en ik beneden
een broodje met hagelslag eten en wat
kletsen. „Ben jij nog verliefd op de jongen
uit groep vijf, met het rode haar?" vraag ik
haar op zaterdagochtend, terwijl ik mijn
boterham smeer. Ze schudt haar hoofd en
is even stil. „Weet je op wie ik eigenlijk
verliefd ben?"
„Nou?"
„Op Erik!"
Weer is het even stil.
„Ik denk dat hij ook wel verliefd is op
mij." 41
magazine 19
A erliefd
Marijke Kolk
is sinds
anderhalfjaar
weekend
pleegmoeder.
WG