dit zijn wij 8 'Dit zijn wij' is een zomerserie over zes generaties Nederlanders. Deze week de Verloren generatie (Generatie Nix): mensen geboren tussen 1955 en 1970. Ruud Gullit groeide als voetballer uit tot een levend symbool van de jaren 80. Als aanvoerder van het gouden Oranje van 1988 uiteraard, maar ook als activist, zanger, stijlicoon en man van de wereld. Een portret aan de hand van drie ontmoetingen. uud Gullit staat op het podium van een café in Breda. Het is stil, het publiek hangt ademloos aan zijn lippen. Verderop klinkt slechts het gerinkel van wat bier glazen. „Vroeger was ik de Zwarte Tulp", zegt Gullit, droogjes de zaal in kijkend. „Tegenwoordig ben ik meer de Zwarte Pinautomaat." Bulderend gelach stijgt op. Gullit, na drie schei dingen een specialist in alimentaties, vertelt opge wekt verder, slingerend langs anekdotes en verha len. Soms ernstig en serieus, dan weer met een brede grijns, altijd losjes vanuit de pols. Het is de pinautomaatgrap die blijft hangen, een oneliner die vanuit de beslotenheid van een Brabants voetbalavondje zal uitgroeien tot een kleine klassieker. Een typische Gullit-grap ook, de man die na zijn privésores tijdelijk op een beschei den flatje in Amsterdam-Buitenveldert is beland, maar die daar zelf best de humor van durft in te zien. „Vroeger liep ik misschien op de top van de berg, nu loop ik ergens beneden", zegt hij een paar we ken later, ernstiger, wanneer hij van een hernia operatie ligt te herstellen op zijn bank in Amster dam. „Maar dit leven bevalt me eigenlijk veel beter. Als voetballer kwam ik overal, maar ik zag niks. Je hebt altijd mensen om je heen, maar je ontmoet niemand. Nu ontmoet ik elke dag de meest aardige, interessante, boeiende mensen. Bekend of onbe kend: dat maakt me he-le-maal niets uit. Ik vind leuke mensen altijd inspirerend." Dat had hij als voetballer al. Als Gullit over straat liep in Milaan, in zijn glorietijd, deed hij dat immer met het hoofd omhoog en de rug recht. Marco van Basten en Frank Rijkaard doken liever achter hem weg, Gullit keek iedereen in de ogen. Op wijlen Johan Cruijff na, werd geen Neder landse voetballer zo'n internationaal icoon als hij. Een levend symbool van de jaren 80, activist tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika, een boegbeeld met status tot in alle uithoeken van de wereld. En als aanvoerder van het gouden Oranje van 1988 het idool van een complete generatie Nederlanders. Zelf lijkt hij er amper bij stil te staan. Van Basten walgt soms van de verafgoding die hem ten deel valt, Gullit fladdert er ontspannen voorbij, als iets dat gewoon bij zijn leven hoort. Op het Ik ben best wel spiritueel. Ik geloof in het lot. Klagen helpt je niet bijzettafeltje naast de bank staan lukraak wat sou venirs uit zijn spelerscarrière, verspreid tussen de familiefoto's: een replicaatje van de Europa Cup 1, een foto met Nelson Mandela. Jeugd Als we een keer een middagje met Gullit naar voetbal gaan kijken op Varkenoord, bij zijn zoon Max die bij AFC speelt, hecht hij het meest aan het gewone, het alledaagse. „Jeugdvoetbal op zaterdag ochtend, dat is toch eigenlijk veel mooier dan dat hele profwereldje?" vindt Gullit. „Zie je dat spitsje daar lopen? Kijk dat linkerbeen. Heerlijk." Van een afstand gezien mag hij dan een feno meen zijn, van dichtbij is Gullit een vrolijke, onbe zorgde, hartelijke Amsterdamse jongen uit de Mer catorbuurt. Geboren als Rudi Dil, als zoon van een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder. Waar ter wereld hij ook komt - als analist, spre ker of beroepsberoemdheid - zodra Gullit binnenkomt, gaat het licht aan. Op een FIFA-congres, in het café, bij een prestigieus golftoernooi, op het Correspondents Diner, bij de broodjeszaak op de hoek. Of gewoon op de redactie van de NOS, voorafgaand aan Studio Voetbal. Dan strooit de oud-voetballer het liefst meteen bij binnenkomst al met anekdo tes. „Ken je dat verhaal van Barry Hughes en Louis van Gaal?" zegt Gullit dan, over zijn oude trainer bij Haarlem. „Louis was speler van Sparta, Barry was de trainer. Ze speelden tegen NAC, een heel slechte wedstrijd. Zegt Louis in de rust, boos, op die typische toon van hem: Trainer, het is nü tijd om in te grijpen." De clou moet nog komen, maar Gullit begint alvast te schateren. „Dus Hughes knikt een keer van ja en zegt tegen Louis: Je hebt helemaal gelijk, jongen. Goed gezien van je. Jij gaat eruit!" De onbezorgdheid van Gullit is altijd een talent op zichzelf geweest. Als jonge voetballer kende hij al geen enkele vorm van nervositeit, zelfs niet voor de grootst denkbare wedstrijden. Waar zijn ka mergenoot Carlo Ancelotti ooit urenlang wakker lag voor de halve finale van de Europa Cup 1 tegen Real Madrid, lag Gullit al meteen na het diner te snurken, zonder ook maar een spoortje van stress. „Carlo begreep daar niets van", aldus Gullit. „Dus ik zei tegen Carlo: doe toch gewoon rustig, joh. Lekker voetballen straks. Is toch heerlijk? Is toch niets mooiers, man." Legendarisch is ook zijn optreden in het Skandi- navia-hotel in Oslo, in september 1988. Oranje was net Europees kampioen geworden, Gullit was op de top van zijn roem, en de Amsterdammer had zich laten strikken voor een grote VN-conferentie. Als ambassadeur tegen het Apartheidsregime in Zuid-Afrika zou hij zijn verhaal komen doen. Gullit ging zitten in de afgeladen lobby in Oslo, keek eens naar alle hoogwaardigheidsbekleders in hun kostuums, naar de diplomaten en de politici, en glimlachte een keer. „Ah", zei Gullit in de mi crofoon. „It's bobo-time again." V W'., w - zaterdag 29 juli 2017 Sjoerd Mossou Ruud Gullit (I) en Frank Rijkaard vieren op 21 juni 1988 de overwinning van het Nederlands elftal op West-Duitsland. Vier dagen later zou het gouden Oranje ge schiedenis schrijven door in de finale de Sovjet-Unie met 2-0 te kloppen, fotoanp

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2017 | | pagina 8