14 WEE
Net als zijn vader werd Rinie de Jonge arbeider bij de Schelde. Hij werkte zich op
tot voorzitter van de ondernemingsraad, waar hij de directie en de werknemers
waarschuwde voor risico's op asbestkanker. En nu heeft hij het zelf ook.
PORTRET RINIE DE JONGEA
Mijn vader keek,
net als mijn
moeder, altijd
vooruit. Hield niet
van flauwekul
De baas zei: maak
de mensen toch
niet zo veel wijs,
dadelijk willen ze
niet meer werken
ls de Blaas blies,
wisten de vrouwen
van Vlissingen dat
de aardappels op
het vuur konden.
De bedrijfsfluit be
paalde decennia
lang het bioritme van de stad. Achter
de poorten lag de wijk waar de werk
nemers sinds het begin van de 20ste
eeuw werden gehuisvest: de Rooie
Buurt. Die naam droegen de arbei
derswoninkjes niet alleen vanwege
de rode panelen onder het dak, maar
vooral vanwege de politieke voorkeur
van de bewoners. Tegenwoordig do
pen die hun potlood liever in blauwe
inkt, maar het wijkje bestaat nog.
Zelfs de bewoners zijn gebleven.
Ook Rinie de Jonge is nooit wegge
gaan. Zelfs niet toen hij, en dat was
bij de Schelde vrij uitzonderlijk, ho
gerop klom binnen het bedrijf. Hij
geeft toe: hij was een scheefwoner.
Maar niet uit Zeeuwse zuunigheid.
„Dit is gewoon mijn buurtje."
„Ik ben geboren in Middelburg, als
zesde in het gezin. Na mij kwamen er
nog twee. Vader was bankwerker bij
de Schelde. In het begin van mijn le
ven zag ik hem nooit. Hij was altijd
op karwei. Onze moeder was altijd
thuis aan het werk. Een oersterke
vrouw. De twee oudste kinderen zijn
overleden. De eerste bezweek tijdens
de oorlog, toen die bij mijn grootou
ders verbleef terwijl mijn ouders in
Amsterdam zaten, met negen maan
den aan longontsteking. De tweede
werd geboren met een hartafwijking
en heeft maar een paar dagen geleefd.
Het moet verschrikkelijk zijn ge
weest, maar er werd thuis niet over
gesproken. Ik weet nog dat mijn opoe
overleed en we op het kerkhof waren,
waar mijn broer en zus ook lagen. We
mochten er niet heen. 'Dat is ge
weest', zei mijn vader."
„Nee, heel zacht juist. Emotioneel.
Maar hij keek, net als mijn moeder,
altijd vooruit. Hield niet van flauwe
kul. Toen we verhuisden naar Tuin
dorp in West-Souburg, kwamen we
vlakbij de christelijke school te wo
nen. Daar mochten we niet naartoe.
Mijn vader riep altijd: ik breek je
beide poten als je op de Schelde komt
werken, dus ik werd timmerman.
Maar toen ik na mijn militaire dienst
zonder werk zat, vroeg hij ineens of
hij iets voor me moest regelen op de
Schelde. Diezelfde dag nog zat ik in
de schroef-en-as-ploeg op Schelde-
poort in Vlissingen-Oost."
„In het begin werd ik argwanend be
keken. Ik was toch de zoon van Rinus
de Jonge, een man met een bepaalde
status. Maar naarmate ik het wereldje
leerde kennen, voelde ik me er steeds
meer thuis. Mijn taak was het om bij
een surveybeurt de scheepsschroe
ven eraf te halen en er weer op te zet
ten. Zwaar werk. Smerig ook. Als er
een schip binnen kwam en droog op
de blokken lag, bleef het stroom
draaien. Het trilde zo, dat het asbest
in het rond vloog. Ik had een collega
die in een onderdeel van de OR zat. Ik
had veel kritiek op hem. Doe het dan
zelf, zei hij, en hij nam me mee naar
een vergadering. Een paar jaar later
ben ik gekozen als lid."
„Ik had het gevoel dat ik het moest
doen, ook voor het welzijn van de
werkvloer. We hadden te maken met
asbest. Dat was hard spul, je kon er
veel mee doen en dat deden ze op de
Schelde dus ook. In de Machinefa
briek maakten ze er ballen van, die ze
naar elkaar gooiden. Coen Hendriks,
de latere vakbondsman en mijn grote
voorbeeld, was de eerste die zei dat
het gevaarlijk was. Dankzij dokter
Stumphius drong langzaam door dat
je er kanker van kon krijgen. Op een
gegeven moment kwam er een schip
binnen, de Reine Astrid, dat hele
maal vol zat. Toen hebben we het
werk stilgelegd. De baas zei tegen
mij: maak de mensen toch niet zo
veel wijs, dadelijk willen ze niet meer
werken. Twee jaar later werd-ie ziek.
Had hij het zelf."
„Ja, even. We hadden een collega die
heel ziek was, en later ook overleed.
Hij was heel mager, kon bijna geen
adem meer aan. Die lieten wij naar de
poort komen, zo van: dit kan er met je
gebeuren. De mensen waren stil.
Maar een dag later stonden ze er
weer."
PASPOORT
„Ik had veel steun aan de secretaris,
David de Leeuw, mijn grote leer
meester. Waar Coen Hendrikse
overal vol tegenin ging, wat soms
ook nodig was, daar probeerde David
mensen bij elkaar te brengen. Ik
leerde dat mensen met stropdassen
óók gewoon mensen waren. Ik kon
goed door één deur met de directeur
destijds, Rob van den Heuvel, maar
ik heb hem ook wel eens bij zijn
stropdas gegrepen. Toen er een
wilde staking uitbrak bij de Helling-
loods, belde ik de directie en zei: als
je wil dat de mensen weer gaan wer
ken, dan zul je iets voor ze moeten
doen."
„Ik ben altijd, elke week, naar de
werkvloer teruggekeerd. Op alle lo
caties. Maar het was anders. Op
Scheldepoort had iedereen vaste ta
fels, ik ging op mijn oude plek zitten.
We hadden een secretaresse die Ca
roline heette. Een mooie vrouw. De
mannen zongen 'Carolientje, doe je
het voor een tientje'. Altijd al, maar
ineens dacht ik: wat idioot. Dus ik
zei daar iets van. Donder toch op
naar kantoor in Vlissingen, riepen ze
dan, je hebt er zelf ook aan meege
daan. Dat klopte. Ik was gewoon zelf
veranderd." „Het ging slecht met de
Schelde. Er was geld nodig. De rege
ring gaf het niet, dus de directie
wilde het personeel vijf procent sala
ris laten inleveren. Daar was ik niet
tegen, mits we het zouden terugkrij
gen. In die periode vond ik op zater
dagavond op mijn deurmat een
briefje waarop stond dat ze mijn kin
deren iets zouden aandoen. Toen
ben ik geknakt. Ik voelde me mach
teloos. Die vijf procent is niet door
gegaan, in 2000 is de Schelde overge
nomen door Damen. Een jaar later
ben ik gestopt. Ik kon niet meer. Ik
was op."
„De arts riep me bij zich; het was
niet goed. Er waren twee poliepen,
de ene goed en de andere niet. Maar
er bleek ook vocht achter mijn lon
gen te zitten. Foute boel. Mijn vrouw
Addy, die op zulke momenten altijd
heel daadkrachtig optreedt, zorgde
dat we direct doorkonden naar de
longarts. Ik kon alleen maar huilen
en zeggen: ik hoop niet dat het as
bestkanker is."
„Altijd al. Ik heb veel gesproken met
mensen die er later aan zijn overle
den. Ik heb gezien hoe ziek ze waren,
hoeveel pijn ze hadden, hoe ze afta
kelden. Je kon ze horen stikken. Ik
heb ze geadviseerd over rechtszaken
tegen de werkgever. Ik heb zelfs in
de landelijke SER-commissie geze
ten die asbestvrij werkbeleid voor
bereidde. Toen ik hoorde dat ik as
bestkanker had, klapte ik dicht. Addy
stortte in. In al die jaren dat we sa
men zijn, heb ik haar nooit zien hui
len. Maar toen wel."
„In het begin zeker. Ze stuurden ons
er gewoon in, terwijl ze wisten hoe
slecht dat spul was. Ook nu ik ziek
ben, voel ik me in de steek gelaten.
Geen bloemetje, geen kaartje, niks.
Maar ik heb afstand genomen van de
Schelde. Ik heb mijn energie nodig."
„Nee. Maar ik leef al wel langer dan
de anderhalfjaar die me aanvanke
lijk werden gegeven. Ik heb chemo's
gehad in Terneuzen en ik doe mee
aan een studie in het Antoni van
Leeuwenhoek-ziekenhuis in Am
sterdam. Soms ben ik somber, als ik
denk aan de kleinkinderen. Die wil
ik zien opgroeien. Dan vraag ik Addy
wel eens of ik er volgend j aar nog
ben. Ze geeft geen antwoord. Ik praat
erover. Ik merk dat het oplucht, dat
ik steun heb aan de reacties. Ook van
oud-Scheldepoorters. Ik voel me
goed, ik zie er niet ziek uit. Ik ben er
nog."
zaterdag 29 juli 2017
GO
Ik heb zelf gezien hoe ziek de
mensen waren van asbest
Wendy Wagenmakers
A
En toch kom je oorspronkelijk niet
uit Vlissingen.
Was het een harde man?
Hoe vond je het daar?
Waarom wilde je de vakbondsbe
weging in?
Maakte dat indruk?
Naam: Marinus
Simon de Jonge.
Geboren: 1 juli 1951
in Middelburg.
Opleiding: LTS,
MBO A&P, HBO
A&P.
Huwelijkse staat:
gehuwd, twee kin
deren en twee
kleinkinderen.
Werkervaring: tim
merman bij Maco,
timmerman bij
Romer, bankwer
ker bij KSG De
Schelde, voorzitter
centrale onderne
mingsraad, voor
zitter onderne
mingsraad mari
tiem, later gedeta
cheerd bij diverse
bedrijven.
Rinie de Jonge: „In
de ondernemingsraad
leerde ik dat mensen
met stropdassen óók
gewoon mensen
waren." foto's ruben oreel
Midden jaren 90 werd je voorzitter
van de centrale ondernemings
raad, in de tijd dat de Schelde van
de ene reorganisatie in de andere
rolde.
Zagen de werknemers je nog als
één van hen?
Vanuit de Schelde werd je nog een
paar jaar gedetacheerd bij de so
ciale werkplaats. En je werd ge
meenteraadslid voor de PvdA, al
was dat een kortstondige carrière.
„Politiek, dat was niets voor mij. Ik
was gewend dat gedane beloften
werden nagekomen en, hoe gek het
ook klinkt, ik miste een natuurlijke
vijand. Ik kon mijn draai niet vin
den."
In december 2015 kreeg je een op
roep voor een landelijk darmon-
derzoek.
Was je daar bang voor?
Was je kwaad op je oude werkge
ver?
Word je nog beter?