weer is nog ver weg Marieke Buijs liacüt cle wetenschap dichtbij evrouw D., 42 jaar, is al een paar maanden somber en moe. Ze wordt vroeg wakker en ligt dan te pieke ren. Opstaan wil ze niet, want ze ziet op tegen de dag: voor de kinderen zorgen, werk, boodschappen doen en vrien denbezoek. Het lukt haar zelfs niet van haar kinderen te genieten. 'Ik kan ook niks, ik ben een waardeloze moeder', denkt ze. Mevrouw D. is patiënt bij klinisch psycholoog Henk Jan Conradi. Ze heeft een depres sie en is daarin niet alleen. Een op de zes Nederlanders maakt vroeg of laat een depressie door; aanhoudende gevoelens van leegte en neer slachtigheid, vermoeidheid en nergens zin in hebben. Vaak komen mensen in eerste instantie bij de huisarts terecht, waar ze met pillen of ondersteunende gesprek ken worden geholpen. Hoe gaat het vervolgens met hen, vroegen Conradi en zijn collega's van de Universi teit van Amsterdam en Rijks universiteit Groningen zich af. Hoe voelen ze zich in de jaren na hun depressie? Heeft de geboden zorg zin gehad? Een langlopende studie schetst een somber beeld. Piekeren „Lange tijd dachten we dat een depressie iets inciden teels is, een ziekte die je over komt en waar je weer van geneest", zegt Conradi. „In middels is dat beeld gekan teld. Vaak hangt het ontwik kelen van een depressie samen met de manier waarop je in elkaar steekt. Mensen met een piekerachtige stijl van denken, bijvoorbeeld, zijn kwetsbaar voor het ontwik kelen van een depressie en die kwetsbaarheid houden ze ook na herstel." Dat is geen prettig besef, want de ziekte is enorm belas tend voor de patiënt en zijn naasten. Naast de negatieve gevoelens, leidt een depressie tot ziekteverzuim, komen rela ties onder druk te staan en in extreme gevallen speelt er ook een risico op zelfmoord. De ziekte kost de maatschappij jaarlijks zo'n 3 miljard euro aan directe en indirecte kosten. Terugvalpreventie Conradi en zijn collega's besloten een grote groep huisartspatiënten te volgen. Doel was een antwoord te krijgen op de vraag hoe patiënten het best kunnen worden geholpen om terugval te voorkomen. Ze deelden 267 patiënten willekeurig in in vier groepen. De eerste kreeg de gebruikelijke huis artsenzorg: ondersteunende gesprekken en eventueel een antidepressivum. De andere groepen kregen naast de huisartsenzorg een experimentele behandeling. Bijvoorbeeld een korte terug valpreventietraining, waarbij patiënten onder begeleiding een plan opstelden; wat te doen als ze een nieuwe de pressie voelden ontstaan. Patiënten namen zich bij voorbeeld voor dingen te blij ven ondernemen, ook als ze zich lusteloos voelden. Eens weten 241 zaterdag 10 juni 2017 WG

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2017 | | pagina 147