Kroniek Wekelijks schrijft Hugo Borst over zijn moeder, die aan alzheimer lijdt. In het Verpleeghuis blijken ongewenste intimiteiten niet voorbehouden aan mannen. p de gang ben ik in een interessant gesprek verwikkeld met een in alzheimerpatiënten gespecialiseerde tand arts. Ineens voel ik een hand over mijn rug gaan, ter hoogte van mijn lage rug. Ik kijk opzij. Zij is het. De vrouw, een bewoner van het Verpleeghuis, loopt strak door. Weerzij! In Ach, moedertje schrijf ik over me neer Schimmel, een medebewoner van ma aan wie ik gehecht was. An derhalfjaar geleden is het alweer dat hij stierf. Hij, uitvinder, klassieke- muziekliefhebber, ij sj esverslinder en wat al niet meer, had één mindere kant. Door zijn dementie kon hij zich niet altijd bedwingen in de buurt van vrouwen. In mijn boek laat ik dit pro bleem aan de orde komen en benoem ik hoe de verzorgenden dit oplossen. Aanvankelijk spelen ze in op zijn ge moed. 'U bent toch een heer?!' Wat later komt de structurele oplossing. Nog geen paar minuten later slaat ze op mijn billen. Ze loopt door, maar kijkt me even aan. Hoe zal ik het zeg gen. Een beetje ondeugende blik. Ik roep haar niet tot de orde en moedig haar niet aan. Als ik zeker weet dat ze niet meer kijkt, schiet ik in de lach. „Dat is me d'r eentje", zeg ik tegen de tandarts. Ongewenste intimiteiten zijn niet voorbehouden aan mannen. Ook vrouwen kunnen ten prooi vallen aan ontremming als gevolg van dementie. Zij bijvoorbeeld. Ik zou haar aan raking niet ongewenst willen noe men. Ook niet gewenst natuurlijk. Ik vind het vermakelijk. Zij heeft er lol in. Nou, mooi toch. Verder gaat ze niet, gelukkig. Ik sta weieens alleen met haar in de lift. Dan moppert ze meestal. Of ze zegt iets dat ik niet versta of niet begrijp. Je hebt zitters en je hebt lopers. Zij is een loper. Ze is onrustig, merk ik. Ze is geen makkelijke tante. Ik heb haar al eens ruzie horen maken met een medebewoner. Ze is hier nog geen jaar. Een slanke vrouw, tegen de 80. Ze ziet er goed verzorgd uit. Ze moet aantrekkelijk zijn geweest. Eigenlijk is ze dat nog. Ze heeft meestal een handtas bij zich, alsof ze op pad gaat. Ik vraag me af wat er in die handtas zit. De lift. Ze moet 'm veel nemen. Ik kom haar daar zo vaak tegen. Soms gaat ze er beneden uit, soms op de eerste, soms op de vierde, soms op de vijfde. Ze is op weg. Waarschijnlijk naar de uitgang. Dat weet ik niet zeker. Ik vraag het niet, dat zou pijnlijk kunnen zijn. Ze blijft ook weieens op een andere woongroep hangen. Laatst bood ik een drukke verzor gende aan om de vrouw even op te halen. Het avondeten was bereid op haar woongroep en ze was er nog niet. Maar een verdieping lager kreeg ik haar niet mee. Ze zei: „Ik ga niet mee, ik ben doodmoe." Ze zei het heel vriendelijk. Ze wist wat ze wilde. Daar, op die andere groep, nog eventjes blijven zitten. Toen ik bleef drentelen zei ze: „Volgende keer ga ik mee. Nu niet." magazine 23 E Reageren? magazine @persgroep.nl Ondeugend O WG

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2017 | | pagina 146