10
De jaren 40-45 hakken er zelfs na veertig jaar bij
het NIOD - het kenniscentrum voor oorlogs-,
holocaust- en genocidestudies - diep in bij René Kok en
Erik Somers. Toch blijven de onderzoekers foto's en
verhalen verzamelen. „We zijn vergroeid met de oorlog."
Tussen de archiefkasten
spat de verwondering
van hun gezichten.
„Moet je toch eens zien
wat goed", klinkt het bij
een door een NSB'er gemaakte oor
logstekening. „Ja, goed én fout na
tuurlijk." De leesbrillen glijden terug
in de borstzak. Een schaterlach.
In de krappe kelders naast en onder
de Herengracht in Amsterdam ligt
voor honderden kilometers aan ge
schiedenis. Dag in, dag uit spitten
René Kok en Erik Somers door oude
documenten. Boeken, vergeelde
kranten en unieke oorlogsfoto's. De
mannen werden collega's op hun
achttiende en dikke vrienden in de
jaren daarna. Samen iets uitpluizen,
samen naar Ajax.
Het is een wonder dat ze zo lang bij
het NIOD zitten, zegt Kok. Er is
meerdere keren sprake geweest van
opheffing. „We dachten dat het wel
een keertje klaar zou zijn met het
herdenken van de oorlog."
Maar er moeten tafels en stoelen bij
in de studiezaal. Het aantal bezoekers
neemt toe, net als het aantal uitzoek-
klussen voor het personeel. „De
Tweede Wereldoorlog zit in het dna
van Nederland", zegt Somers. „De
jaren 40-45 zijn een moreel ijkpunt.
Iedereen moest keuzes maken. Ou
deren delen de samenleving nog al
tijd in categorieën: die deugt, die
deugt niet. Hun kinderen nemen dat
over." In het openbaar werd er lange
tijd niet over de keuzes gesproken,
zegt Kok. „Ik herinner me dat mijn
oma altijd netjes gedag zei tegen de
buurman. Als ze hem voorbij was,
siste ze: 'Vuile landverrader'."
Als er al NSB'ers aan het woord
kwamen, dan was dat anoniem. „Ei
genlijk kun je nog steeds niet op een
verjaardag zeggen: 'Mijn vader zat bij
de NSB'." Nu de oorlogsgeneratie
langzaam uitsterft, komen meer ver
halen los. „Zodra mensen rust in hun
leven krijgen, gaat het spoken en leg
gen ze alles op tafel. Of ze nu met de
bezetter heulden of zich er actief te
gen verzette. Ook daarover is lange
tijd niet gesproken. Kinderen ont
dekken nu: onze pa, in het verzet?"
De honger naar de oorlogsverhalen
is enorm. Boeken, documentaires, tv-
films, musicals als Soldaat van Oranje.
Zelfs de oorlogsmusea zijn populair
der dan ooit, ontdekte Somers, die
erop promoveerde. Het zijn er rond
de 85 en bijna de helft daarvan is na
2000 opgericht. „Bezoekers willen
voorwerpen zien en zich inleven in
de verhalen van slachtoffers en da
ders. Musea zoeken daarbij een span
ningsveld op. We vinden het al nor
maal om het slagveld na te bootsen.
Maar hoever ga je? Meerijden in een
deportatietrein? Opgesloten worden
in een gaskamer? Het gevaar bestaat
dat emotie doorslaat naar sensatie.
Dan zie je een spannende expositie
gezien maar leer je ook wat?"
Kok en Somers komen niet uit
families waarin tijdens de oorlog hef
tige dingen zijn gebeurd. „Het is mis
schien wel een voorwaarde om ons
werk te doen", zegt Somers. „Wij
kijken van een afstand, iets wat ons
soms op een verwijt komt te staan:
hoe kun je dat beweren, je was er niet
bij! De oorlogsgeneratie claimde
lange tijd het alleenrecht."
Mensen herinneren zich vaak flar
den van een gebeurtenis, weet Kok.
Of juist details: kou, honger,
doden. Want daar zijn foto's van
gemaakt. Iedereen denkt bij
voorbeeld dat er constant mili
tairen door de stad marcheer
den. Dat was helemaal niet zo.
We doen ook of het hele land
naar Radio Oranje luisterde.
Nou, ik heb hier opnamen, die
zijn nauwelijks te verstaan.
Het piept, kraakt en stoort, je
hoort helemaal niks. Maar mensen
worden boos als je dat zegt. Het past
niet in het beeld dat ze van de oorlog
hebben."
Hun werk hakt er soms flink in,
bekennen de twee. Bijvoorbeeld bij
hun eerste bezoek aan Auschwitz,
Elke keer als ik
nieuw
materiaal zie,
denk ik: mijn
hemel, dit kan
niet waar zijn
met een groep overlevenden. „Er
werd hard gehuild. Of ontzettend
gelachen, want alle emotie móest
eruit. Ik moest maanden bijkomen."
Verschrikkingen
Somers en Kok hebben een manier
gevonden om met de verschrikkin
gen om te gaan. „Net zoals een chi
rurg kan opereren. Maar je mag niet
afstompen. Want je bent met een
emotionele geschiedenis bezig."
„De wreedheid die uit mensen
komt...", zegt Kok. „Eenvoudige poli
tieagenten die aan het front zonder
morren executies uitvoeren. De eer
ste dag zijn ze er doodziek van, de
tweede dag ziek en de derde dag
begint het te wennen. Na de oorlog
zijn de mannen gewoon weer
ondergedompeld in de samenleving,
veranderd in een leuke buurman of
de voorzitter van de korfbalclub. Er
zit geen enkele logica in."
Nu die mannen komen te overlij
den, duiken steeds meer foto's
op van het uitroeien van de
Joden. „Je ziet moeders die
nog even met hun kinderen
spelen voor ze aan de beurt
zijn. Ik heb zelf kinderen en
kan wel janken als ik zoiets zie.
Elke keer als ik nieuw materiaal
zie, denk ik: mijn hemel, dit kan
nietwaar zijn."
Toch hebben de twee er geen
moeite mee om beelden van de
verschrikkingen te tonen. „Regelma
tig vraagt een school om een foto van
een concentratiekamp. 'Niet te erg
hoor', zeggen ze dan. Maar het is erg.
Dat mag je niet nuanceren."
dinsdag 2 mei 2017
GO
René Kok (links) en Eric Somers tussen de archiefkasten vol geschiedenis van het NIOD. fotomarcookhuizen
Wreedheid móet j e tonen
Gerben van 't Hof
Amsterdam
—René Kok
dm, r a'
l«ouv„,lcIiicn(s
Lt-MHE» r.
Oktober J9J,
Een envelop uit de
archieven, ter herden
king van de bezetting
van Poolse gebieden.
FOTOMARCOOKHUIZEN