12 WEE
Bernard Jansen uit Hulst was een van de ruim dertig Zeeuws-Vlaamse chauffeurs
die de oorlogsjaren noodgedwongen in Engeland doorbrachten. In koninklijke
dienst. Richard van de Velde uit het Gelderse Beusichem tekende onlangs zijn verhaal op.
REPORTAGE ZEEUWS-VLAAMSE CHAUFFEURS GEDWONGEN IN DIENST
en fragment uit de brief die Ber-
I nard Jansen op 15 juli 1941 in Enge
land schreef aan zijn gezin in
Hulst:
Van een nieuw leven met zijn vrouw en kinde
ren zou 't nooit komen. Want Bernard Jansen
kwam niet meer thuis.
De brief ligt veilig opgeborgen in een koffertje.
Hét koffertje. Er liggen nog meer brieven in. En fo
to's, telegrammen en officiële papieren. Het koffer
tje is nu eigendom van Anita de Kerf-Jansen uit
Hulst, een kleindochter van Bernard. Samen met
haar zus Monique Burm-Jansen kijkt ze naar de
spullen van opa. Ze hebben hem nooit bij leven ge
kend. Er zijn het koffertje en de verhalen. „Het was
een lieve man", zegt Anita. Nooit op de voorgrond,
volgens Monique: „Ik denk dat ons vader veel op
hem leek." Ons vader. Henri Jansen heette hij. Ie
dereen noemde hem Arie. De jongste uit het gezin
van zes: vader Bernard, moeder Sophia en vier kin
deren. Henri was een tiener toen in mei 1940 iets
gebeurde dat het leven van Bernard Jansen en zijn
gezin ingrijpend en onherstelbaar zou veranderen.
Volksverhuizing
Rond die tijd vindt een kleine volksverhuizing
plaats in Zeeuws-Vlaanderen. Voor leden van de
marechaussee uit Brabant is dit deel van Neder
land de poort naar Frankrijk. Vanuit Brest willen
ze de oversteek naar Engeland maken om daar de
strijd voort te zetten. Bernard Jansen woont met
zijn gezin naast de marechausseekazerne aan de
Asseweg in Hulst (tegenwoordig is dat de Van der
Maelstedeweg - op de plek van de kazerne staat nu
het politiebureau). De kost verdient hij bij de
ZVTM, de Zeeuwsch-Vlaamse Tramweg Maat
schappij. Hij heeft ook een eigen vrachtwagen,
waarmee hij de pakketten bezorgt die met de tram
worden aangeleverd. Voor de marechaussee op
drift zijn een vrachtwagen met chauffeur goud
waard. In totaal vorderen ze in Zeeuws-Vlaande
ren een dertigtal trucks, bussen en evenzoveel
burgerchauffeurs: zij moeten de ongeveer 380 le
den van de marechausse naar Brest brengen. Ber-
lemand zei:
'Papa ging op
z'n pantoffels
de bus in, maar
kwam vijfjaar
later pas terug'
nard Jansen is een van die chauffeurs. Op 17 mei
klinkt het bevel: vertrekken. Jansen schrijft in zijn
dagboek: 'Adieu Nederland! Tot wanneer nog
eens?' „Mijn vader was zeventien en had ook al een
rijbewijs", zegt Anita de Kerf. „Hij heeft nog aan
geboden om te rijden naar Brest. Maar hij was niet
zo groot en kon maar net over het stuur kijken. Dat
wilden ze niet hebben, dus opa moest rijden. Dat
was een lange man." En zo begint Bernard Jansen
aan zijn tocht, in de veronderstelling dat hij en de
andere Zeeuws-Vlaamse chauffeurs binnen af
zienbare tijd weer thuis zullen zijn. Maar het loopt
heel anders...
Hoe anders, is onder meer terug te lezen op de
website die Richard van de Velde uit het Gelderse
Beusichem enkele jaren geleden maakte over de
Prinses Irene Brigade. Het verhaal van de Zeeuws-
Vlaamse chauffeurs hoorde hij van zijn vader, zelf
een van de marechausseeleden die Frankrijk be
reikten en uiteindelijk in Engeland belandden.
Moraal van het verhaal: de chauffeurs waren niet
met een paar dagen terug. Ze gingen allemaal naar
Engeland en brachten daar de oorlogsjaren door.
Noodgedwongen, want de keus die hun in Frank
rijk gesteld werd, was een onmogelijke: mee naar
de overkant of zonder vrachtwagen terug.
De marechaussee ging pragmatisch te werk. Een
deel van de vrachtwagens werd ingescheept, de
rest werd zonder pardon het water in gereden, zo
dat ze niet in handen van de Duitsers konden val
len. De chauffeurs konden alleen wanhopig toekij
ken hoe hun broodwinning onder water ver
dween. „Zo ben ik me gaan interesseren voor de
verhalen van die Zeeuws-Vlaamse burgerchauf
feurs", zegt Van de Velde. „Ik kwam in contact met
nabestaanden. Iemand vertelde me: 'Papa ging op
z'n pantoffels de bus in, want hij zou met een paar
uur terug zijn. Maar dat duurde vijfjaar'. Bijna nie
mand kent die verhalen." Van de Velde ging spit
ten, zocht naar meer nabestaanden en schreef het
relaas van de Zeeuws-Vlaamse chauffeurs. Zo
stuitte hij ook op het verhaal van Bernard Jansen,
dat hij publiceerde op de website.
Barre tocht
Terug naar het voorjaar van 1940. Bernard Jansen
beschrijft in zijn dagboek nauwkeurig het verloop
van de reis. Het is een barre tocht. Het konvooi
wordt vanuit de lucht regelmatig belaagd. Als de
colonne op zondag 19 mei in Abbeville is aangeko
men, schrijft Jansen: 'Om 14.30 uur komen er ze
ven Duitsers over de stad. Zij smeten bommen
achterop de colonne, waarvan zij 3 man doodden'.
Op 9 juni - ruim drie weken na vertrek uit Hulst -
komt de groep in de havenstad Brest aan. Jansen
noteert: 'Brest is gelijk heel Frankrijk, zwart en
vuil. De vrouwen zwemmen hier bijzonder onze
delijk. Afin, het is het warme zuiden'.
Na een hachelijke overtocht (weer Duitse jagers
in de lucht, dreiging van een Italiaanse onder
zeeër) komt de groep in Porthcawl (Wales) aan.
Daar worden de chauffeurs ondergebracht in een
tentenkamp.
Opnieuw moeten ze een keuze maken: als bur
ger werkeloos de oorlog afwachten of dienst ne
men. Zonder uitzondering kiezen ze voor het laat
ste. Lang niet allemaal van harte. Maar wat moeten
ze anders? Bernard Jansen wordt ingedeeld bij de
motordienst. Het zal dan nog vijf maanden duren
voor het eerste bericht over zijn lotgevallen Hulst
bereikt. Tot die tijd zitten zijn vrouw en kinderen
in wanhopige onzekerheid.
En zo verstrijken de oorlogsjaren. Eind 1941
wordt Jansen overgeplaatst naar het Engelse Mai
denhead, even ten westen van Londen. Daar
wacht hem letterlijk een koninklijke baan: keu
kenhulp en tuinknecht in het landhuis Stubbings
House, op dat moment het onderkomen van ko
ningin Wilhelmina en prins Bernhard. Dat hij een
band opbouwt met de leden van koninklijk huis
blijkt wel wanneer Jansen ruim twee jaar later
wordt opgenomen in een militair hospitaal. Hij
heeft last gekregen van een maagzweer. Koningin
Wilhelmina bezoekt hem daar twee keer en haar
hofdame komt trouw iedere week langs. Maar Jan
sen heeft te lang met zijn klachten rondgelopen.
Op 28 maart 1944 overlijdt hij aan de gevolgen
van de maagzweer. Hoewel de familie daar wel om
vraagt, wordt zijn lichaam nooit naar Nederland
zaterdag 29 april 2017
GO
'Adieu Nederland!
Tot wanneer nog eens?'
Peter van den Assem
'Zeer geliefde moeder en kinde
ren, Voor de zoveelste maal
I schrijf ik u nogmaals een brief. Ik
hoop dat jullie nog allen goed gezond zijt.
Met mij geen zorgen, maar ik verlang naar
huis. Want ik vraag me weieens af: heb ik dat
verdiend om zo lang gescheiden te moeten le
ven van u en de kinderen. Of is het boetvaardig
heid. Als het zo is, dan beschikt God. Maar als ik
dan nog eens thuiskom moeder, dan kunnen wij
weer een nieuw leven beginnen'.
- Richard van de
Velde
Anita de Kerf-Jan-
sen (links) en haar zus
Monique Burm-Jan-
sen kijken naar de
spullen van hun opa in
het koffertje.
FOTO CAMILE SCHELSTRAETE