'Ik wil iets teruggeven
aan de sport, aan mijn
omgeving, aan waar
ik opgegroeid ben'
Is ze één droom buiten het winnen van
wielerwedstrijden moest noemen, zei
Marianne Vos (29) jarenlang: motor
rijden. Nooit had ze tijd en altijd was ze
bang een blessure op te lopen. Maar nu
haar lichaam hard 'ho' had gezegd tegen
dat maniakale topsportbestaan, kon
ze het eindelijk proberen. Ze kocht
een motor. Een pak, een helm, boekte
lessen, alles.
Olijk vertelt ze: „Na een paar keer mo
torrijden dacht ik: dit wil ik helemaal
niet. Ik vind fietsen veel leuker. En auto
rijden ook. Dus ik heb de boel weer ver
kocht. Nou ja, ik heb mijn midlifecrisis
dus al doorstaan."
„De acceleratie, denk ik. En ook: de vrij
heid! Ik ben dol op Italië en dan zag ik
mezelf al op zo'n motor over die heuvel
wegen scheuren. Maar ik vind het gevoel
op de fiets gewoon prettiger. Je bent op
de motor van zo veel dingen afhankelijk,
ik ervoer de vrijheid helemaal niet zoals
op de fiets. Je hebt met andere verkeers
deelnemers te maken, de motor is zwaar
- als er een gat in de weg zit of er ligt iets
op het asfalt dan kun je dat veel minder
snel corrigeren dan op de fiets. Op de fiets
voel je de wind in je haren, heb je niet het
gedoe van zo'n pak en die enorme helm."
„Die vond het heel erg bij me passen.
Nou, ik niet." Met een ondeugende lach:
„Ik heb maar twee lessen gehad, maar ik
heb stiekem wel wat meer gereden."
Marianne Vos zet koffie en wijst het
bezoek op de schaal met koekjes op de
keukentafel. Zelf slaat ze over. Vader
Henk leest in de woonkamer de krant,
moeder Conny loopt af en aan naar de
wasmachine. Broer Anton, wielerfoto-
graaf, heeft net een stuk gefietst en zit
achter zijn laptop.
Bijna niets in de woonboerderij die
Vos liet bouwen in het Brabantse Babylo-
niënbroek doet denken aan wielrennen.
Eén beeldje op het dressoir van een ploe
terende fietser, bergop. „Nee, dat is geen
prijs. Dat beeld kreeg ik van een wieler
vereniging omdat ik ergens aan mee
werkte en dat vond ik echt mooi. Daarom
staat het hier."
Verder, op de hoek van het aanrecht,
een bidon. Dat is het. „Bijna mijn hele
leven draait al om wielrennen", zegt ze.
„Dan wil ik er thuis niet ook mee worden
geconfronteerd."
Zelfs voor Marianne Vos is er meer in het
leven dan wielrennen, ontdekte ze de af
gelopen jaren. De vrouw die sinds haar
jeugdjaren een duizelingwekkende hoe
veelheid prijzen veroverde, viel bijna
twee jaar geleden stil. Overtraind.
Kalm: „Ik heb mezelf uitgewoond."
Een halfjaar nam ze gedwongen rust,
vanaf mei 2015. Ze kon niet meer. Een
langdurige periode van herstel volgde
en nog is ze niet op haar oude niveau. Ze
sloeg wereldkampioenschappen (weg-
wielrennen en veldrijden) over, reed
vorig jaar bij de Olympische Spelen in
Rio de Janeiro rond in de schaduw van
andere Nederlandse vrouwen, die wel
hoofdrollen vervulden. En ook morgen,
bij de Ronde van Vlaanderen, is ze niet
de topfavoriet van weleer.
Fietsen, legt Vos uit, is nooit het pro
bleem geweest. „Maar ik kwam er niet
aan toe om mijn lichaam te laten herstel
len. Ik neem mezelf ergens wel kwalijk
dat ik zo over de schreef ben gegaan."
Het punt was vooral dit: ze kon geen
nee zeggen tegen de randverschijnselen
die komen kijken bij een rolmodelcar
rière in de topsport. „Ik knipte te vaak
lintjes door. Bij wijze van spreken, want
dat heb ik eerlijk gezegd nog nooit ge
daan. Maar ik liet te vaak m'n neus zien
bij een sponsor, stond te veel journalisten
te woord, draafde te vaak op bij wieler
bonden. Allemaal zaken waar ik mezelf
verantwoordelijk voor voelde. En ik vond:
als ik voor de ene partij iets doe, dan moet
ik dat voor een ander ook doen."
„Ik noem het ook wel een fysieke burn
out. En natuurlijk hangt het met iets
mentaals samen. Aan de andere kant:
als je echt een burn-out hebt, dan wil je
niets meer. En ik wilde heel graag fietsen,
maar dat ging gewoon niet meer."
„Misschien zit het hier wel in de streek.
Mensen krijgen hun talent, dat moet je
gebruiken. En dat is eerder gewoon dan
dat het bijzonder is. Dat heb je meege
kregen van God, dat moet je benutten.
Ik denk dat ik van daaruit de verantwoor
delijkheid voelde om iets terug te geven
voor het talent dat ik heb. Iets teruggeven
aan de sport, aan mijn omgeving, aan
waar ik opgegroeid ben, aan het gezin."
„Ik vind mezelf ook heel egoïstisch."
Op zijn laptop start broer Anton een
internetfilmpje, met luid volume. Zijn
V
J
Wat leek je er zo mooi aan?
Hoe reageerde je instructeur?
Dit klinkt als iets wat meer succes
volle jongeren meemaken: een burn
out als twintiger.
Waar komt dat verantwoordelijk
heidsgevoel bij jou vandaan?
Tegelijkertijd moet je in topsport
egoïstisch zijn. Die kant heb je ook,
anders had je niet zo veel kunnen
winnen.
101 zaterdag 1 april 2017