Een dagje fietsen op het Indonesische eiland Bali is warm en (in)spannend. De fietser komt op plekken waar geen auto kan komen. Rachman de ober maakt een ruim gebaar naar de diepte die buiten de balkonrand pal onder de ontbijtbordjes gaapt. „Dit is het landschap sinds 1971", zegt hij. De vulkaan Gunung Batur, 1.717 meter hoog, ligt aan de overkant van het dal met zijn kop in de wolken, zoals de struisvogel voor het zand kiest. In 1971 barstte Batur verwoestend uit. Vanaf het hooggelegen balkon zie je aan de gestolde zwarte rivieren hoe stromen lava hun weg hebben gezocht naar het diepste punt. Verderop ligt het meer, Danau Batur, blinkend in het heiige ochtendlicht. Tegen de hellingen van ligt de stad Kintamani. Veel huizen bestaan uit verdiepingen met wat pila ren en verder alleen kaal beton, zonder muren. Soms is er een bewoonde ver dieping boven zo'n naast karkas. „Geld op", verklaart Rachman. „Of ze begonnen met bouwen zonder plan. Later bleek dan dat ze al die verdiepin gen niet nodig hadden", zegt Wajan. Wajan begeleidt de groep die na het ontbijt van dit hooggelegen punt in het noorden van Bali de fietstocht naar de stad Ubud gaat maken, een kleine 40 kilometer naar het zuiden. De weg door de binnenlanden vind je als bouté (blanke) niet zomaar. De bouté kesasar is een begrip op Bali: de blanke die de weg kwijt is. Wajan grijnst als hij de Hol landse bouté de term hoort uitspreken. Helm op, uitleg aanhoren - alsof je een Nederlander moet vertellen hoe je een zadel verstelt - en wegwezen. Niet het dal van vulkaan Batur in, maar naar de andere kant. Het is de beste manier om het eiland te zien, zeggen ze: de doorgaande wegen mijden. Want elk gezin heeft gemiddeld drie brommers of scooters en die rijden allemaal door dezelfde straten en over dezelfde wg magazine |47 Teksl en ('oio's EGBERT JAN RIETHOF

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2017 | | pagina 104