ZEELAND 15
Leren en
leven
Ad Beenhakker werd
1 juni 1934 in Kloetin-
ge geboren. Na zijn
gymnasium-B studeer
de hij weg- en water
bouwkunde aan de
Technische Hoge
school - nu de Techni
sche Universiteit - in
Delft. Hij werkte bij
het Waterloopkundig
Laboratorium, Rijkswa
terstaat en de Rijkspla
nologische Dienst. Van
1973 tot 1991 was hij
hoofd van het bureau
Natuur en Landschap
van de provincie Zee
land. Beenhakker pu
bliceert regelmatig
over landschap en ge
schiedenis van Zee
land. Ook schrijft hij
kunstboeken. Zijn
nieuwste boek Naar
Zeeland. Schilders van
het Zeeuwse landschap
(uitgeverij Den Boer I
De Ruiter, 22,50 euro)
wordt zaterdag 9 juli
om 16.00 uur gepresen
teerd in het Marie Tak
van Poortvliet Mu
seum in Domburg. De
naar aanleiding van
het boek samengestel
de expositie is te zien
tot 6 november.
twee schilders krijgen twee schil
derijen in het boek: Jan Toorop en
Piet Mondriaan. Zij zijn natuurlijk
belangrijk. En Zeeland was voor
hun ontwikkeling van groot be
lang. Ik heb me in deze uitgave be
perkt tot landschappen in kleur.
Dus niet het pure zeegezicht en
ook niet het pure stadsgezicht. Het
landschapsschilderen begint in
Zeeland pas na 1800. Jan Arends is
de eerste kunstenaar. Niet de
Arends van de buitenplaatsen,
maar wel die van de gezichten op
het Sloe."
De serie loopt door tot in de tegen
woordige tijd. Landschappen van
Adri Geelhoed, Theo Jordans en
Dave Meijer sluiten de rij. Alle
Zeeuwse regio's komen aan bod.
Hoewel, Noord-Beveland wordt
niet met zoveel woorden ge
noemd. 'Landschap met voren' van
Antoine Mes geeft wel een beeld
dat eigenlijk alleen op dat eiland
gevonden kan worden.
Er zitten verrassingen in het
boek. Beenhakker is er - geeft hij
toe - best een beetje trots op dat
zelfs kunstkenners zich verbazen.
Over bijvoorbeeld het werk 'Lente
in Schore' van Theodoor Verstrae-
te. Of het schilderij 'De haven van
Philippine' van Constant Permeke,
dat onder een valse naam in het
museum in Jabbeke hangt. Of de
Rus Leonid Sologoub, die in 1914
Zoutelande schilderde. Van hem
had helemaal niemand nog ge
hoord. Ook Lou (Louise Marie)
Loeber moet genoemd worden, zij
schilderde in 1923 een ongekend ab
stract Zeeland.
Het is bepaald niet het eerste
kunstboek dat Beenhakker het
licht doet zien. Hij schreef deze 21
Dat is het gekke,
Zeeland blijft in
mijn leven altijd
een rol spelen
ste eeuw al portretten van de schil
ders Piet Rijken, Antoine Mes en
de familie Vaarzon Morel.
Alsof u heel uw leven in de kunst
beschouwingen zit. Dat is niet
het geval. Hoewel landschap wel
altijd een rol heeft gespeeld.
„Soms word ik Adri genoemd. Als
dat gebeurt, dan weet ik dat ik met
iemand uit mijn school- of studen
tentijd te maken heb. Het is
Adriaan Jacobus voluit, naar beide
opa's, zoals het hoort. Ik ben gebo
ren in de Buys Ballotstraat, toen
Kloetinge, tegenwoordig Goes.
Mijn wieg stond tien meter van de
gemeentegrens. De eerste, er volg
den nog drie zusjes. Ik was ook het
eerste kleinkind. Mijn lagere
schooltijd was oorlogstijd. Mijn
middelbare school valt samen met
de wederopbouw. Ik was één van
de eerste gymnasiasten op het Goe-
se Lyceum."
U hebt gymnasium-B gedaan.
Een echte technicus?
„Ik was ook goed in talen. Mijn
Duitse leraar drong er echt op aan
dat ik Duits zou gaan studeren. Ik
koos voor weg- en waterbouw in
Delft. Een romantische keuze,
mijn vader zat ook in die richting.
Het was 1952 en iedereen raadde
me die studie af. Het na-oorlogse
Nederland was immers afgerond,
er zou straks geen werk voor me
zijn. Na een half jaar kwam de
Ramp. Toen ik klaar was lagen de
banen voor het opscheppen. Eén
van de hoogleraren bij wie ik afstu
deerde was J. Th. Thijsse, de oudste
zoon van de beroemde Jac. P. Thijs
se. Hij nodigde me uit om op zijn
Waterloopkundig Laboratorium te
komen werken. In de Noordoost
polder lagen openluchtmodellen.
Ik kreeg daar te maken met het mo
del van de sluiting van het Veerse
Gat. Dat is het gekke, Zeeland blijft
in mijn leven altijd een rol spe
len."
U komt in 1961 bij het arrondisse
ment Terneuzen van Rijkswater
staat terecht, waar toen nieuwe
sluizen werden geplaatst en het
kanaal werd verbreed. In 1965
stapt u over naar de Rijks Planolo
gische Dienst in Den Haag. De
ruimtelijke ordening van Neder
land stond op het programma.
„Dat was ontzettend ambitieus.
Het was de tijd van het maakbare
Nederland, we waren bezig Neder
land te ontwerpen. Ik kreeg te ma
ken met de aanleg van het indus
trieterrein Moerdijk. Voor het eerst
werd er toen gesproken over de
aanleg van groenzones. Zo kwam
ik in het landschapsbeleid terecht.
Ik had in Delft les gehad van Jan
Bijhouwer, een aan Wageningen
Planoloog is een
verdwenen beroep,
net als koetsier en
putjesschepper
verbonden tuin- en landschapsar
chitect. Ecologie werd ook een be
grip. Ik kwam in contact met biolo
gen. Daardoor kon ik in 1973 de
overstap maken naar Zeeland,
waar ze bij de Provinciale Planolo
gische Dienst iemand zochten die
zich met natuur en ecologie wilde
bezig houden."
Wat deed uw bureau Natuur en
Landschap van de provincie Zee
land eigenlijk?
„Inventarisatie van de vegetatie,
broedvogelonderzoek, dat soort
werk deden we. We maakten kaar
ten met de natuurwaarden. Ons
pionierswerk zag je terug in het be
leid, als er gebieden werden aange
wezen waarvoor aanlegvergunnin-
gen nodig waren."
Nu zijn de planologische dien
sten opgeheven.
„Ook in Zeeland. Als planoloog
ben je de dokter van het land
schap. Het is inmiddels een ver
dwenen beroep, net als koetsier en
putjesschepper. Rijk en provincie
hebben de planologische taken
naar de gemeenten doorgeschoven.
Op dat niveau kijken ze alleen naar
hun eigen grondgebied. De recrea
tiebebouwing is vaak van een ont
zettende knulligheid. De weg Ter-
neuzen-Oostburg, ik vind het een
aanslag. De toegangen van Middel
burg en Goes vanaf de autoweg
zijn niet om aan te zien. Gelukkig
zijn er schilders, die je laten kij
ken. Als je hier ergens in de polder
loopt kun je zomaar het gevoel krij
gen: daar heb je Antoine Mes."
zaterdag 2 juli 2016
Lou Loeber (1894-1983): Zeeland, 1923, olieverf op hardboard, 33 x 54 cm.
Ad Beenhakker in Middelburg.
FOTO LEX DE MEESTER
A Jan de Munck (1866-1943): Touwslagerij te Hansweert, circa 1925, olieverf, 35 x 50 cm.