Marjolein Maud Boutkan-van der Sluis zag de wereld
h
1
12 PORTRET
Van haar moeder mocht Dinkie Boutkan niet praten over
wat ze had meegemaakt. In Indië. In de kampen. Dus deed
ze het niet. Tot ze tachtig was en er een boek over schreef.
Tfc
Kasten vol serviesgoed,
muren vol schilde
rijen. De keuken van
het oude boerderijtje
in Dreischor is één
grote verzamelplaats.
De achterkamer trouwens ook. En
de voorkamer. Zelfs in de badkamer
liggen de handdoeken stapelshoog.
De regen klettert tegen de ruiten,
uit de boxen komt New Orleans jazz.
Teckel Noa houdt Dinkies voeten
warm, echtgenoot Willem haalt neu
riënd zelfgemaakte clafoutis uit de
oven. Hij kookt, verder doet Dinkie
liefst alles zelf. Vertroeteld werd ze
alleen als kind in Nederlands-Indië,
door haar baboe in Surabaya. „Sritje
sjouwde me in haar slendang overal
mee naartoe. Ze baadde me, knuffel
de me en liet me meeeten met het
andere personeel, 's Nachts sliep ze
op een matje naast mijn bed."
Uw familie ging met de grote
stroom mee naar de oost, op zoek
naar werk dat in Nederland in de ja
ren dertig niet te vinden was.
„Twintig waren ze. Ze belandden
in Surabaya. Daar leidden ze een
luxueus bestaan, gingen naar sjieke
feesten. Ik was altijd bij mijn baboe,
die me als een Indisch kampkind he-
Ie dagen in mijn blote billetjes liet
rondrennen. Maar mijn moeder
vond dat ik verwilderde en liet een
gouvernante uit Nederland overko
men. Plotseling moest ik jurkjes aan,
met van die strikjes."
'De verschrikkingen
deden niet veel met me.
Oorlog zegt een kind
niets. Je denkt hooguit:
het gaat wel over'
„Toen ik vier was, trokken we 's
zomers naar de bergen, waar het fris
ser was. En waar alles om ons heen
leefde. Aan palen waren dolle hon
den gebonden, in de ravijnen zaten
wilde panters. De baboe's vertelden
ons verhalen over geesten. Buiten
het erf stond een heilige boom waar
aan iedereen voedsel offerde. Een
heerlijke tijd."
Maar het was 1942.
„We merkten dat er iets was,
maar we wisten niet wat. Grote men
sen zaten tot 's avonds laat te fluiste
ren. Een kennis van mijn ouders,
een marineman, was omgekomen tij
dens de Slag om de Javazee en zijn
vrouw verstopte zijn uniform bij ons
in huis. Van mijn vader kreeg ik een
boekje met Japanse vertalingen. We
zagen Japanners door de straten mar
cheren. Maar nog steeds begreep ik
niet wat er gaande was. Tot we aan
het hek moesten gaan staan. Met één
tas. En één pop, van de dertien. We
werden in vrachtwagens geladen,
moesten afscheid nemen van onze
vader, die we vijfjaar niet meer zou
den zien, en belandden uiteindelijk
in Solo, dat een voormalig gesticht
op de heetste plek van Java. Toen ik
daar zag hoe de barakken werden ge
bouwd, begon ik het te begrijpen.
We waren gevangen."
Hoe erg was het daar?
„De eerste nachten heb ik niet
kunnen slapen, van al die hysteri
sche vrouwen waarmee we in dat ba
rak zaten. En toen werden ook nog
alle jongens boven de tien wegge
haald. Die moeders, die wanhoop.
Een van de ergste dingen die ik ooit
heb meegemaakt. Mijn eigen moe
der was alleen maar met zichzelf be
zig. Ik kreeg de leiding over de kleu
ters. Acht was ik. Maar zo had ik ten
minste iets te doen. Want er was
niets, ook steeds minder eten. Grote
ketels soep met rijst erin en als je ge
luk had, een schaaltje sagopap."
Er volgden nog vier jappenkam
pen. En een veelvoud aan verschrik
kingen.
„Vrouwen die werden opgehan
gen met hun tenen nog nét aan de
grond, zodat ze vreselijke krampen
kregen. We moesten allemaal toekij
ken. En om de haverklap op appèl.
Daar waren ze dol op, die Jappen, al
die buigende vrouwen. Zieken en
stervenden incluis. Ik weet nog dat
dokter Engels ze weigerde naar bui
ten te brengen en vervolgens ook
nog weigerde te buigen. O God, buig
nou, dacht ik. Maar ze boog niet. Ze
kreeg een klap, gaf er één terug en
toen barstte de hel los. Ze hebben
haar naar binnen gedragen en we
hoorden haar gekrijs en gekreun. Tot
het stil was."
Wat doet dat met een kind?
„Niet zo veel als je zou denken. Ze
ker niet omdat we geen informatie
kregen. Niet van onze ouders, maar
ook niet van media. We wisten to
taal niet wat er aan de hand was. Het
was gewoon zo. Daarom heb ik nooit
zo'n medelijden met kinderen in Sy
rië. Begrijp me niet verkeerd: vrese
lijk wat daar gebeurt, maar oorlog
zegt een kind niets. Je denkt hoog
uit: het gaat wel over. Ja, toen we tij
dens de bevrijding zaten opgesloten
in de plee die van alle kanten bescho
ten werd en toen er stukken van een
doodgeschoten jongetje op me lagen.
Toen heb ik als een gek gebeden."
En toen, terug naar Nederland.
„Uitgehongerd, met alleen de kle
ren die we aan hadden. Zelfs mijn
pop was aan flarden. Eenmaal in Hol
land dumpte mijn moeder ons bij
een gereformeerd gezin in Amers
foort. Zelf ging ze op een kamer. Als
toen mijn vader niet zou zijn opgedo
ken, was het slecht afgelopen met
me. Wat hij heeft meegemaakt, heeft
hij me nooit verteld. Maar wat zag
hij eruit. Zo mager. Iedereen trou
wens. Met geen woord mochten we
nog over de kampen praten."
De Joodse tak van Dinkies familie
was gedecimeerd, bezittingen wa
ren verwoest. Het eens zo welva
rende gezin Van der Sluis had hele
maal niets meer en was, zoals alle
gezinnen die uit Indië terugkwa
men, niet welkom in Nederland.
„Dat heb ik gevoeld. Ik ben ontzet
tend gepest om mijn rotte tanden en
mijn gelige huidskleur. Ik had een
schoolachterstand van heb-ik-j ou
daar. Maar ons gezin krabbelde over
eind. Mijn vader kreeg weer een
baan en we mochten wonen in het
huis van zijn neefin Wassenaar. De
enige oorlogsslachtoffers van Wasse
naar waren we. De armste mensen
in de rijkste buurt."
'We waren de enige
oorlogsslachtoffers van
Wassenaar. De armste lui
in de rijkste buurt'
Werden jullie weer een gezin?
„Mijn vader was een schat, een
wijsgeer. Mijn moeder was alleen
maar met zichzelf bezig. Zoals altijd.
Ik zat altijd bij anderen. Tante Truus,
de vrouw van mijn vaders collega,
nam me mee naar huis. Ze was als
mijn tweede moeder. Ik bestudeerde
haar van top tot teen. Zo wil ik wor-
PASPOORT DINKIE
Van luxe, oorlog en armoe
naar geluk en eenvoud
door Wendy Wagenmakers
Op de bovenste foto staan de bergen van Nongojajar. Daaronder
een foto van kleine Dinkie in Surabaya. Foto's uit privécollectie.
Amersfoort, Wassenaar,
De Bilt, Nieuwekoop,
Moordrecht, Voorschoten,
Antwerpen, Voorburg en
nu al veertig jaar in
Dreischor.
Opleiding gevolgd tot kleu
terleidster en hoofd van
kleuterschool. Gewerkt als
invalster.
Vier kinderen: Walter, Ar-
lette, Elisabeth, Andy.
Sinds 1977 getrouwd met
Willem Boutkan.
Dinkie houdt een weblog
bij: www.oudenopge-
wekt.blogspot.com
Marjolein Maud (roep
naam Dinkie, aangedragen
door Schotse grootmoe
der die 'Marjolein' niet
kon uitspreken) Bout
kan-van der Sluis
Geboren op 25 decem
ber 1934 in de Javaan
se stad Surabaya.
Gewoond en lange
tijd verbleven in:
Surabaya, Nongo
jajar, Tretes, Ma-
lang, Solo, Munti-
lan, Banyubiru,
Ambarawak, Sa-
marang, Batavia,