8? I 7 Mijn vriendinnen sleepten me meer dood dan levend in de trein naar Dachau. Daarmee hebben ze mijn leven gered Dachau en Ravensbrück „Kijk wat er nu gebeurt in de we reld en in Nederland. Toen vorig jaar in Baarn vluchtelingen in een sporthal werden opgevangen, ston den er mensen buiten te schreeu wen. We hebben niets geleerd van het verleden. Iedereen heeft recht om te leven en met respect te wor den behandeld." Petroff maakte zich in de oorlog als 24-jarige los van de strenge opvoe ding in een gereformeerd gezin en ging op kamers in Den Haag. Haar buurjongen was joods. „Toen hij hoorde dat zijn ouders waren opge pakt, meldde hij zich vrijwillig bij de Duitsers. Hij zei: 'Ik vlucht niet. Als mijn ouders zijn opgepakt, ga ik ook.' Ik kan niet nagaan hoe het hem is vergaan, ik weet niet hoe hij heette." Dynamiet Ze sloot zich aan bij het verzet. Ze werkte als koerierster voor de Lan delijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) en de Lande lijke Knokploegen (LKP). Ze be zorgde bonkaarten, vervalste persoonsbewijzen en reisde met dy namiet op haar buik naar Utrecht om het daar af te leveren. „Ik wist heel goed hoe gevaarlijk het was. Als je werd gepakt, ging je de ge vangenis in of kreeg je de dood straf. Maar ik wilde levens redden." Wat ze vreesde gebeurde: op 10 juni 1944 werd ze gearresteerd. Via het 'Oranjehotel', de Duitse strafge vangenis in Scheveningen, kwam ze terecht in Kamp Vught. In de Sche- veningse Barak zat ze met andere politieke gevangenen die nog niet waren veroordeeld. Ondertussen rukten de geallieerden op. Vanuit het kamp hoorde ze de vrijheid na deren. „We hoorden de kanonnen in België en dachten dat de gealli eerden zouden komen. Maar ze kwamen niet." In plaats daarvan klonken in die dagen genadeschoten vanaf de schietbaan, waar mannen uit de Scheveningse Barak werden gefu silleerd. Onder de slachtoffers was haar verzetskameraad Piet Krol. „We moesten de volgende dag de kleren van de gefusilleerden was sen, zodat de bewaaksters stoffen konden uitzoeken voor eigen ge bruik." In september, de dag na Dolle Dinsdag - toen de Nederlanders ten onrechte dachten dat de bevrijding nabij was-, werd Petroff getrans porteerd naar vrouwenkamp Ra- vensbrück. Twee dagen zat en stond ze in een benauwde, stin kende wagon, zonder iets te drin ken. Er was alleen wat brood en soep, die al snel zuur was. Nooit zal ze de aankomst in Ra- vensbrück vergeten. „De vrouwen uit het kamp stormden op ons af en vroegen of we nog eten over hadden. We gooiden hen wat toe, zoals je dat in de dierentuin doet. Ze vochten om een stukje uitge droogd brood." Dagelijks werden vrouwen aange wezen om zware arbeid te verrich ten. „Elke ochtend moesten we op appèl. We stonden in de bittere kou, met dunne kleding. Ik had het zo koud dat de vrouw die achter me stond me vastpakte. Die mense lijke warmte was een godsge schenk. We liepen allemaal met de dood in de schoenen. Een vrouw werd zo hard geknuppeld dat ze bewuste loos op de grond viel. Ik ben zo bang geweest." Petroff putte moed uit haar 'liedjes- en psalmenboek' en uit haar mede gevangenen. „We zochten kracht bij elkaar. Ik probeerde aan vrolijke dingen te denken. Ik sliep met mijn vriendin Jopie in één bed, onder één deken. Zachtjes zongen we 'Laat me slapend op U wachten, o dan slaap ik zo gerust.' Je wist nooit of je nog wakker zou wor den." Dysenterie Na een maand in Ravensbrück werd Petroff met 200 Nederlandse vrouwen naar concentratiekamp Dachau getransporteerd. Van die reis herinnert ze zich bijna niets. „Ik had dysenterie en was half be wusteloos. Voor vertrek keek de dokter alleen of ik schurft had. Mijn vriendinnen sleepten me meer dood dan levend naar de trein. Zij hebben mijn leven gered. Als ik was achtergebleven, was ik doodgegaan in de ziekenboeg." De Nederlandse vrouwen werden overgebracht naar een buitenkamp, waar ze moesten werken bij Agfa Kamerawerke. Elke ochtend liepen ze door de sneeuw naar de fabriek, waar ze aan de lopende band klok jes voor luchtafweergeschut produ ceerden. De vrouwen sliepen in een flatge bouw dat tijdens een geallieerd bombardement beschadigd was. Ze leden onder de kou en slechte voe ding. Door zich ziek te melden of langzamer te werken 'saboteerden' de vrouwen het productieproces. Op 12 januari 1945 gingen ze mas saal in staking. ,„We doen het niet meer,' riepen we. Dat ging als een lopend vuurtje rond. Alle Neder landse vrouwen deden mee." Er volgden urenlange strafappèls buiten in de kou. Een van de vrou wen, Mary Vaders, werd voor straf zeven weken alleen in een bunker opgesloten. Haar terugkomst werd gevierd als een overwinning. „De vriendschappen die we daar voor het leven sloten, zijn me dier baar. Ik kan niet vaak genoeg tegen jonge mensen zeggen hoe belang rijk dat is. Daardoor zakte de el lende een beetje weg." Dodenmars Eind april 1945, een paar dagen voor de bevrijding, moesten de vrouwen het kamp verlaten. Ze sjokten kilometers in weer en wind door de Beierese Alpen. „Tijdens onze dodenmars stonden Duitse vrouwen en kinderen langs de kant van de weg. Ze gooiden rotte toma ten naar ons." De mars eindigde voor Petroff in Wolfratshausen. De uitgeputte vrouwen konden niet verder. „Schiet ons maar dood," zeiden we. Maar de Duitse commandant deed dat niet. Een dag later bevrijdden Amerikaanse militairen de groep. Via een omweg kwam Petroff pas op 21 mei 1945 terug in Nederland, waar ze werd herenigd met haar fa milie. Eenmaal terug was ze teleurge steld. „Iedereen was druk met zich zelf, niemand had belangstelling voor mijn verhaal." Vorig jaar, bij een tentoonstelling in het Verzets museum in Amsterdam, vroeg ko ning Willem-Alexander hoe het toch lukte om het leven weer op te pakken. „Mijn antwoord? Hard werken en positief blijven. Alleen zo vergeet ik mijn pijn en verdriet." dinsdag 3 mei 2016 Willemijn Petroff-Van Gurp met een familiefoto. Zij is de zesde van rechts. Dachau, bij Mün chen, is het eerste grootschalig opgezette concen tratiekamp in nazi- Duitsland. Het deed dienst van 1933 tot de bevrijding op 29 april 1945. Het was de eerste plek waar de SS de vrije hand kreeg. Eerst was Da chau een interne ringskamp voor politieke tegenstan ders. Later werden er ook verzetsstrij ders, Joden en gees telijken gevangen gehouden. In totaal hebben er 200.000 gevangenen gezeten, onder wie 2000 Ne derlanders. Hoewel Dachau geen vernie- tingskamp was, von den naar schatting 41.500 gevangenen er de dood. In con centratiekamp Ra- vensbrück, nabij Berlijn, werden tus sen 1939 en 1945 zeker 132.000 vrou wen en kinderen vastgehouden. Hoe wel het bekend staat als vrouwenkamp, zaten er ook 20.000 mannen. Er stierven 92.000 mensen. De herdenkingen voor Ravensbrück waren op 24 en 25 april. Morgenavond is de Nationale Dodenher denking.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2016 | | pagina 51