1
Rob Rensenbrink (68) verliest langzaam de controle over zijn spieren
SPORT 5
Rob Rensenbrink maakte dit jaar bekend
dat hij lijdt aan een spierziekte. Velen
schrokken, maar hijzelf blijft nuchter.
ook jij?', vraagt
Rob Rensenbrink,
een tikkeltje sa
menzweerderig.
Zonder het ant
woord af te wach
ten staat de oud-voetballer op van de
bank, grijpt zijn pakje sigaretten van
tafel en loopt naar een zijkamer. Het
eerste wat opvalt in die ruimte is de
grote foto boven zijn bureau. Rensen
brink loopt er onmiddellijk naar toe.
Peutert onderwijl een sigaret tevoor
schijn. Hij is pas na zijn carrière gaan
roken.
De foto neemt je mee naar 25 juni
1978, de dag van de WK-fmale tussen
Nederland en Argentinië. „Wat ik
zie?", herhaalt Rensenbrink de vraag,
nadat hij de eerste rook heeft uitge
blazen. „Dat we er stónden. Dat we
nooit hadden gedacht dat we die fina
le zouden halen, zeker niet zonder
Cruijff en Van Hanegem. We hadden
godver wereldkampioen kunnen wor
den. Zo'n stukkie scheelde het."
Rensenbrink laat een ruimte tus
sen duim en wijsvinger om hét mo
ment aan te geven dat voor eeuwig
aan hem is verbonden: de bal op de
paal in de slotfase. Nou vooruit, voor
de zoveelduizendste keer dan: „Die
bal kon er niet in. Ik was uitgeweken
naar de zijkant. Kon 'm nog net on
der de doelman door tikken. Ik had
mezelf iets kunnen verwijten als het
een open kans was geweest. Was het
niet, maar de bal maar stuiterde wel
vol terug. Als er nou iemand meegelo
pen was..."
Bijna anderhalf uur lang is het
voetbal weggebleven in het gesprek
met Rensenbrink, oud-international,
tweevoudig WK-finalist en ster van
Anderlecht in de jaren zeventig. Bij
binnenkomst in het sfeerrijke rijtjes
huis in Oostzaan gaat het over een
kruiswoordpuzzel. Rensenbrink vult
ze graag in. Als hij bij de kapper zit,
zoals laatst, pakt hij de Privé. Toen hij
het roddelblad doorbladerde, stuitte
hij op een artikel over zichzelf. Over
zijn ziekte. De kop deed huiveren.
'Liever dood dan in een rolstoel',
staat er boven. „Walgelijk, ik was
woest", zegt zijn vrouw Corrie, ook
aangeschoven.
Fernando Ricksen
Rensenbrink haalt de schouders op.
Hij is het alweer vergeten. De oud
voetballer weet hoe snel de verhaal
tjes gaan. In het dorp gaat de tamtam
al anderhalfjaar. Vragen ze Corrie
hoe het met Robbie gaat. Daarom
mag iedereen het ook weten. Hij lijdt
aan Progressieve Spinale Musculaire
Atrofie, kortweg PSMA, een vrij onbe
kende spierziekte die kan leiden tot
ALS. Al bij de diagnose, nu anderhalf
jaar geleden, is er verwarring. „Drie
jaar geleden op vakantie in Portugal
begonnen mijn bovenarmen plotse
ling te trillen, maar als ik dan even
schudde, verdween het weer. Pas een
halfjaar later ben ik naar de dokter
gegaan en uiteindelijk ben ik in het
AMC terechtgekomen. Daar kreeg ik
elektroden op mijn lichaam. Aan het
einde zei de professor: 'Ik heb een
trieste mededeling voor u. U lijdt aan
ALS'. Ik wist niet precies wat het
was, maar zag later wel de beelden
van Fernando Ricksen. Toen hij bij
zijn benefietwedstrijd omviel. Dat
was wel schrikken."
Een tikkeltje verdoofd door de me
dedeling wordt hij doorgestuurd naar
de revalidatiearts. Die heeft een ande
re diagnose. „Het was PSMA en geen
ALS, zei deze arts. Nee, die professor
hebben we nooit meer gezien, maar
het is nogal een verschil, hè?"
Tot op de dag van vandaag is veel
onbekend. Rensenbrink: „Ik voel me
niet echt ziek. De trillingen voel ik 24
per uur dag. Die zijn wel erger gewor
den. En van het ene op het andere
moment kunnen mijn vingers recht
gaan staan. Een soort spastische reac
tie. Dat is vervelend als je bijvoor
beeld zit te eten. Dan knak ik ze
maar weer krom, maar verder gaat
het eigenlijk prima."
Het is een wrange speling van het
lot. Rensenbrink die als voetballer de
bijnaam 'het Slangenmens' kreeg om
dat hij soepeitjes langs tegenstanders
slalomde, zal langzaamaan de contro
le over zijn spieren verliezen.
De trofeeën, medailles en vaantjes,
in de woning in Oostzaan is er niets
van voetbal te zien. Rensenbrink
hecht niet aan veel tastbaars uit zijn
loopbaan. „Ik heb toevallig net aller
lei shirtjes van tegenstanders wegge
gooid," verrast vrouw Corrie. „Ja, ge-
'Ik zag beelden
van Fernando
Ricksen. Toen
hij bij zijn
benefietduel
omviel. Dat
was schrikken'
woon in de vuilcontainer. Wat moet
je ermee? Ze lagen al dertig jaar in
een doos." Manlief haalt schouders
op. „Daar keek ik niet heel vaak naar.
Ik zou niet eens meer weten met wie
ik geruild heb. Achterspelers waar
schijnlijk. Na de WK-finales tegen
West-Duitsland en Argentinië? Geen
flauw idee."
Rob Rensenbrink heeft altijd maar
één ambitie gehad: voetballer wor
den. Via DWS en Club Brugge be
landde de frêle aanvaller bij Ander
lecht waar hij successen kende, lands
titels won, Europacups veroverde en
de (Belgische) Gouden Schoen (1976)
kreeg. Aandacht van de traditionele
top van Nederland was er zeker. „Ik
kon naar Ajax, maar koos voor DWS
omdat ik daar fullprof kon worden.
Feyenoord wilde later geen vier ton
voor me betalen en toen PSV kwam,
liet Anderlecht me niet gaan."
Als Rensenbrink het kon over
doen, zou het ietsje anders gaan, zegt
hij. „Dan had ik niet voor zeven jaar
bij Anderlecht getekend. Je zat vast
aan die contracten. Ik had graag in
Spanje of Italië gespeeld. Ik was dicht
bij een avontuur bij Inter Milaan,
maar net toen ik met die club om de
tafel zat, gingen de grenzen daar voor
vijfjaar dicht. En ik had een zaak
waarnemer genomen. Ik deed alles
zelf, had geen zin om tien procent
van mijn salaris af te staan. De zuinig
heid, hè."
Rensenbrink zorgde tijdens zijn ac
tieve loopbaan goed voor later. Door
beleggingen in huizen kon hij 35 jaar
lang rentenieren.Oh ja, hij had wel in
de voetballerij willen blijven. Nee,
niet als trainer. „Dat heb ik heel even
gedaan, bij mijn oude club OSV,
waar ik afbouwde en we nog kam
pioen werden ook. Heb ik nog een
halfjaartje voor de groep gestaan.
Was niets voor mij. Jeugdtrainer leek
me wel, of scout. Ik dacht de eerste ja
ren nadat ik gestopt was: misschien
komt Anderlecht. Ik ben nooit ge
vraagd."
Vrijheid
Rensenbrink had zijn hengel, zijn
zoon en dochter en later de kleinkin
deren. Het was genoeg. De een
noemt het ambitieloos, Rensenbrink
heeft het liever over 'zijn vrijheid'.
„De jaren zijn voorbij gevlogen. Er
was geen moeten of willen. De din
gen gaat zoals ze gaan en ze gingen
goed. Ik heb het opgroeien van mijn
kinderen en kleinkinderen bewust
meegemaakt. Ik denk dat ik het wel
goed gedaan heb."
Hij ging na zijn carrière roken en
lustte ook wel een drankje, het liefst
een cola cognac. Ook uit verveling.
„Dat werd een beetje te," bekent hij.
„Drinken doe ik al drie jaar niet
meer. Het was beter helemaal te stop
pen."
Dan toch nog even het voetbal. Hij
haalt een foto van het Nederlands elf
tal uit de jaren zeventig tevoorschijn.
Van het elftal op de zwartwitplaat
zijn Aad Mansveld en Gerrie Mühren
niet meer in leven. De dood? „Ik hou
me er niet dagelijks mee bezig, maar
je beseft wel dat die dichterbij komt.
Maar dan eerder qua jaren, dan van
wege die ziekte. Ik loop alweer tegen
de 70. Mijn vader was in de 90, mijn
moeder 86. Ze leefden in goede ge
zondheid. Ik zou graag nog meema
ken dat mijn kleinkinderen gaan trou
wen."
De jongste kleinzoon van 12 stuur
de hem laatst een app'je. Er was een
quizvraag op televisie over zijn opa.
„Wie die bal in de finale van 1978 op
de paal had geschoten. Mijn klein
zoon begint nu een beetje te begrij
pen wie ik was."
MAANDAG 28 DECEMBER 2015
'Ze zijn heus nog
niet van me af
door Dennis Jansen
Rob Rensenbrink
Rob Rensenbrink
droeg 46 keer het shirt
van Oranje, foto ANP
Rob Rensenbrink voor de
elftalfoto van de WK-finale
in 1978, waarop hij uiterst
rechts staat, foto Pim Ras