16 NIEUWS
VLUCHTELINGENCRISIS
Bedden inklappen en gereedmaken voor de volgende
noodopvang elders in de stad. De tijd dringt.
HANDEN
Mohammed heeft een
fietspomp. Als een be
zetene staat hij erop
te duwen, hier in het
midden van de grote
sportzaal van de Ca-
landhal in Amsterdam. Naast hem
wordt gevoetbald. Gehuil van een baby
vermengt zich met stampende muziek,
afkomstig van de fitnessruimte die hier
door sporters wordt gebruikt. Zwetende
vrouwen achter glas zijn te zien vanuit
de gang. Hiernaast liggen de sportzalen,
die zijn omgebouwd tot slaapplaats voor
honderden vluchtelingen, zoals Moham
med. Maar het 12-jarige ventje ziet niet
wat er om hem heen gebeurt. Hij lacht,
van oor tot oor, terwijl hij in het luchtle
dige pompt.
Alleen: Mohammed moet niet spe
len, hij moet hier weg. Vandaag begint
de ontruiming van dit sportcentrum in
Amsterdam, dat tijdelijk diende als
noodopvang. En wij, een groep vrijwilli
gers die is samengesteld uit een bestand
van Nederlanders die zich de afgelopen
dagen massaal aanmeldden bij het Rode
Kruis, ontmantelen de veldbedden die
hier staan. We willen iets doen, nu de
oorlog zo dichtbij komt, meegedragen
door de vluchtelingen die we op tv zien,
waarover we in de krant lezen. Eindelijk
kunnen we helpen, iets goeds doen. Mis
schien verdwijnt zo dat gevoel van on
macht.
Dat hoopt ook Ronald Postma, die
zich afgelopen weekend opgaf. Deze
woensdag kan hij al samen met zijn
vrouw Lilian aan de slag. Hier, achter
een kop koffie in de voor ons gereser
veerde kantine van het sportcomplex,
voelt hij sterk hoe groot het verschil is
tussen hem en de mensen die hier hun
spullen in staan te pakken. Ze stouwen
koffers vol, geelblauwe Ikeatassen, plas
tic zakken. Sommigen zijn al verdwe
nen, met de lijnbus die hier in alle
vroegte is vertrokken. Achterblijvers
wachten op de volgende lift. Roken een
sigaretje. Spelen met hun smartphone.
Zij zullen worden verdeeld over nieu
we opvangplekken in Amsterdam, zoals
de oude gevangenis aan de Havenstraat,
waar alleenstaande mannen naartoe
worden gebracht. Het is geen plek voor
vrouwen en kinderen. Een paar vluchte
lingen vertellen dat ze naar het asielzoe
kerscentrum in Ter Apel gaan. Weet ik
misschien hoe het daar is?
Ronald pakte de afgelopen tijd net zo
goed veelvuldig zijn koffers, zwierf ook
over de wereld de afgelopen maanden.
Maar het was zo'n andere reis. De sabba
tical van hem en zijn vrouw leidde naar
- doe een greep - Laos, Myanmar en alle
plekken in Europa die ze nog nooit had
den gezien. Ze verwezenlijkten hun dro-
We willen iets
doen, nu de
oorlog zo
dichtbij komt,
meegedragen
door de
vluchtelingen
die we op tv
zien
Achterblijvers
wachten op de
volgende lift.
Roken een
sigaretje.
Spelen met
hun
smartphone
'Dag, sterke
jongeman!
Welkom in
Nederland, een
klein landje'
men, maakten plezier. Ronald vertelt
over het huis dat ze nu hebben gekocht,
waar ze gaan wonen. En dat het stel bin
nenkort weer zal werken. „Je wilt je
toch nuttig voelen." Op de gang stapt
een meisje parmantig naar de wc's, op
beentjes die zijn gestoken in vrolijk ge
kleurde kousen. Haar winterjas is roze,
net als het tasje dat aan haar arm bun
gelt. Haar vlechten dansen.
Ronald: „Mijn leven is zo anders, om
dat ik hier en nu geboren ben."
Toeval is het inderdaad, dat wij niet
slapen in één van die circa 350 groene
veldbedden, maar ze nu ontmantelen.
Nog voor vieren moeten ze door naar
een volgende noodopvang voor vluchte
lingen, die in allerijl wordt ingericht.
Aan de slag.
Op de vloer van de gymzaal die we
leegmaken ligt een briefje, geschreven
door Anne-May en Saif, die klaarblijke
lijk ook wilden helpen en de mensen in
de Calandhal voorzagen van een
hulppakketje. 'Dag, sterke jongeman!
Welkom in Nederland, een klein en be
hoorlijk koud landje,' pende het stel
neer. Ik leg hun beste wensen voor de
toekomst in een roze kinderwiegje, bij
de pop die is achtergebleven. Daar gaat
een bed. Dan nog één. Uitgetrapte peu
ken op de grond. Douchegel van Van
der Valk. De dekens die we afhalen rui
ken naar de lijven die hier hebben gesla
pen.
Daar is het bed van Yazan Alla-
kad, uit Damascus.Hier in de
kale sportzaal heeft hij gesla
pen, vlakbij Mohammed, dat
jochie van de fietspomp. Ze zijn vrien
den, vertelde Yazan toen ik hem hier
ontmoette, terwijl hij zijn slaapzak in
zijn tas propte. Hij keek beledigd naar
zijn broer, toen er naar Yazans leeftijd
werd gevraagd en die hem bij vergis
sing voor een zestienjarige versleet. 'Ik
ben zeventien, sufferd,' zag je hem den
ken. Zijn baardharen mogen dan vlassig
zijn, dat betekent niet dat ze er niet
zijn.
„In Syrië was het altijd gevaarlijk, de
politie deed niets om ons te bescher
men." En dus liep Yazan, wiens vaders
hart het in Syrië begaf, tot hij niet meer
kon en verder. „Ik denk dat het twaalf
dagen waren. Of veertien misschien."
Zijn voeten deden zeer. En dat doen ze
nog steeds. Wat hij hoopt te vinden, als
hij niet meer hoeft te lopen? „Een
vrouw, kinderen, hetzelfde als ieder
een."
Liefde.
We ontmantelen weer een bed. Het
voeteneind, het hoofdeinde, inklappen,
opvouwen, hoes in. Het legergroene
ding is weg. Daar ligt een fietspomp,
achtergelaten door zijn 'eigenaar'. Mo
hammed heeft hem niet meegenomen.
'Eindelijk kunnen
we helpen,
iets goeds doen'
door Carla van der Wal