Ruim duizend bejaarde Nederlanders wonen in Indonesië in bittere armoede NIEUWS 23 Na de onafhankelijkheid van Indonesië mochten vele gezinnen Nederland niet in, staat in het boek Vergeten door het Vaderland'. Advocaat Liesbeth Zegveld wil hierom de Staat aanklagen. Nederland weigerde na het uitroepen van de onafhankelijkheid door Indonesïe in 1945 duizenden Indi sche gezinnen uit de oud-kolonie op te nemen. Ze zouden niet over de juiste identiteitspapieren beschikken. Door de Japanse bezet ting waren ze die kwijtgeraakt. Ge dwongen namen ze het Indonesische staatsburgerschap aan. Hoogbejaard leven ze tegenwoordig in armoedige omstandigheden. Recht op pensioen hebben ze niet. „Nederland heeft ons laten stikken", vinden ze. Als kind van 5 zag Ferdinand Jenk ins (1939) voor zijn ogen de moord op zijn vader. Jonge, gewapende Indo nesische rebellen bonden de armen van Willy Jenkins op zijn rug, sleep ten hem naar de badkamer en sloe gen met een kapmes zijn hoofd eraf. De moeder vluchtte met drie kleine kinderen. Opvang was er niet. „Mijn Hollandse vader was in dienst van de Nederlandse marine. Maar mijn moe der kreeg geen weduwepensioen", klinkt het uit de mond van Ferdi nand. „Ze was van Frans-Indische af komst", vult James Jenkins (1942) zijn oudste broer aan. Zwaar getraumatiseerd vroeg zijn moeder bij de Nederlandse ambassa de in Jakarta een visum voor vertrek naar Holland aan. „Blijft u maar fijn in uw eigen land", zei een dame ach ter het glas. Daarna ging het loket dicht. Met beide jongens kwam het in de onafhankelijke republiek Indonesië nooit meer goed. Ferdinand heeft een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken achter de rug. Ja mes zwerft op zijn oude dag op straat. Een verblijfsvergunning heeft hij niet. Hij houdt zich in leven met de 50 euro die hij maandelijks van de stichting Halin, Hulp aan Landgeno ten in Indonesië, ontvangt. Hij slaapt buiten op een bankje. James en Ferdinand behoren tot de groep van meer dan duizend be jaarde Nederlanders die hun oude dag in bittere armoede slijten. Ze had den graag naar Nederland gewild. Maar zonder een geldig paspoort of geboortebewijs kwamen ze niet voor repatriëring in aanmerking. „Wij wa ren door de oorlog alles kwijtge raakt", zegt James. Zijn geboortebe wijs lag ooit in het stadshuis in Sura baya. Dat was in vlammen opgegaan. „Koningin Wilhelmina gaf mijn moe der wel het erekuis na de moord op mijn vader, waarmee ze erkende dat hij een oorlogsslachtoffer was. Daar na trok Nederland de handen van ons af', zegt Ferdinand boos. Advocaat Liesbeth Zegveld trekt zich het lot van deze grote groep mensen aan. Zij onderzoekt of ze na mens deze 'vergeten' Nederlanders een zaak kan aanspannen tegen de Staat. Verbonden De regering in Den Haag stelde na de onafhankelijkheid vanaf 1945 een rem op de migratie naar Holland. Ne derland, dat zelf aan het bijkomen was van de oorlog met de Duitsers, beweerde niet voldoende opvangplek te hebben. Bovendien heerste de op vatting dat voor iemand die in Neder- lands-Indië was geboren en zodanig was vergroeid met het land en de cul tuur, het te moeilijk zou zijn om in het koude Holland te wennen. Wat de regering in Den Haag niet be greep, was dat Indische Nederlanders zich verbonden voelden met het va derland. In de kolonie waren ze naar Nederlandse scholen geweest. Ze spraken de taal. Ze kenden sinds hun geboorte de Hollandse cultuur. „God is de liefde", zingt Josephine Weisse (1936) in haar nieuwe onder komen, een katholiek bejaardente huis in Tangerang buiten Jakarta. Met Daar bij die molen vervolgt ze haar repertoire aan Hollandse liedjes. De bijna 80-jarige Nederlandse vrouw woonde tot een jaar geleden net zoals Ferdinand op straat. Ze hield zich in leven door te bedelen. De Indonesische familie waarvoor ze jaren als verpleegster had gewerkt, 'Nederland heeft zijn eigen landgenoten bedonderd' wilde niet langer voor haar zorgen en zette haar op straat. Haar moeder had haar in 1945 in de steek gelaten. Ze vertrok zonder haar dochter met haar drie kleinkinderen naar Neder land. Josephine bleef depressief ach ter. De Stichting Halin vond haar ver vuild op straat. Contact met haar fa milie heeft ze niet. „We moesten het van de Neder landse regering maar uitzoeken in de nieuwe republiek, waar voor ons ver raders, 'Hollandse Honden' zoals we werden genoemd, geen plek was", vertelt Margareta Elisabeth Lamber- tus (81). Zowel haar grootvader als haar vader vochten in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) in Atjeh. Haar vader werd tijdens de Ja panse bezetting in een internerings kamp opgesloten. Na de capitulatie van Japan waren het de Indonesische rebellen die haar vader gevangennamen en hem in hun interneringskamp bijna twee jaar vasthielden. Voor Nederlanders was het na de bevrijding lange tijd ge vaarlijk in Indonesië. Duizenden Hol landers zijn door Indonesische mili ties, Pemuda's, gruwelijk vermoord of ernstig mishandeld. Tijdens de Bersiap-periode vlak na de Japanse ca pitulatie heerste er, met het Neder landse koloniale bestuur in balling schap, anarchie. Margareta herinnert zich nog hoe een Pemuda haar op straat probeerde te vermoorden. Toen Nederland de macht in de ko lonie wilde herstellen werd Margare- ta's vader opnieuw als soldaat door het Nederlandse leger opgeroepen. Door de vier jaar internering was hij lichamelijk uitgeput. „Hij was zo ziek. Hij wilde zo graag terug naar Holland. We waren samen de koffers voor Nederland aan het pakken. Plot seling viel hij flauw. Daarna is hij overleden." De regering in Den Haag weigerde het gezin een visum te ge ven. Berooid bleef de Indische moe der met haar kinderen achter. Vuil spel „Nederland speelde na de dekolonisa tie in de jaren vijftig een vuil politiek spel", vond Ruud Sellier (75) van de stichting Help de Indischen in Indo nesia. Hij stond bekend als een van de grootste voorvechters in Neder land voor rechtsherstel van deze ver geten groep landgenoten. In mei over leed Sellier onverwachts. In een van zijn laatste interviews beschuldigde hij Nederland van een ontmoedi gingsbeleid. In oude stukken uit de Tweede Kamer wordt denigrerend over Indo's gesproken. „Laat ze daar maar. Daar horen ze!" Sellier, gebo ren in Indonesië, behoorde tot de laat ste groep van zogenaamde spijtoptan ten die in 1961 nog wel een visum kreeg. „Je schrikt van het bewijs. Ze hebben het deze mensen zo moeilijk gemaakt om naar Nederland te ko men. Nederland heeft zijn eigen landgenoten bedonderd. Dit noem ik ziek beleid." Ruud Sellier vond ook dat de groep Indische Nederlanders ern stig tekort wordt gedaan in de Ne derlandse koloniale geschiedenis. Hij maakte zich ieder jaar opnieuw kwaad tijdens de herdenking van Ne- derlands-Indië. „Dan wordt er heel veel over de Jappenkampen gepraat, maar nooit over ons." ZATERDAG 15 AUGUSTUS 2015 De Indonesische president Soekarno wordt in 1949 toegejuicht door zijn volk. foto Henri Cartier-Bresson/Magnum door Wilma van der Maten Ruud Sellier De broers James (I) en Ferdinand Jenkins, foto Wilma van der Maten Wilma van der Maten - Vergeten door het Vaderland - 256 pagina's, uitgeverij Con serve, 17,99

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2015 | | pagina 23