Nu al plevieren in Waterdunen
Blingbling
uit de
ijzertijd
ZEELAND 11
Zeeuwen in de buiten
De foto is genomen pal voor de
start van de Molukkenrit, die af
gelopen weekeinde op Walche
ren en Zuid-Beveland werd ver
reden. Ad Mondeel (66) is één
van de vijf verkeersregelaars,
die voor de honderddertig motoren uitrijdt. Hij
moet zorgen dat de stoet geen last heeft van
kruisend verkeer. Een verantwoordelijke klus.
Mondeel was 36 jaar lang operator bij Therm-
phos. Hij is nu iets meer dan drie jaar beroeps-
verkeersregelaar. Daarvoor moet je een examen
afleggen onder het toeziend oog van de politie.
Hij zegt: „Er blijft een verschil tussen de politie
en ons. Politiemensen mogen het verkeer rege
len vanaf hun motor. Ik en mijn collega's moe
ten altijd afstappen en de motor aan de kant zet
ten. Dat is een stuk tijdrovender."
Verkeersregelaars worden ingezet bij evene
menten. Ze doen ook dienst bij wegwerkzaam
heden, als er bijvoorbeeld een wegvak is afgeslo
ten. Natuurlijk komt hij wel eens ongeduldige
verkeersdeelnemers tegen. „Ik laat korte lontjes
gewoon even uitrazen. Dan maak ik duidelijk
dat ik er ook voor hun veiligheid sta. Dat werkt
vrijwel altijd."
Natuurjournaal
doorChiel jacobusse
HET ZEEUWSE LANDSCHAP
Eén van de belangrijkste
vogelgroepen waarop bij
de aanleg van Waterdu
nen gemikt wordt zijn de
zogenoemde kustpioniervogels.
Daarbij gaat het voornamelijk om
plevieren en sterns, zoals de
dwergstern en de strandplevier.
Die pioniervogels hebben het
zwaar te verduren in onze regio.
Ze broeden op schelpenbanken
en afgelegen stranden, waar ze
hun nest open en bloot tussen
zand en schelpen of hooguit tus
sen wat schaarse lage begroeiing
maken.
Nestgelegenheid voor deze
soorten wordt al decennialang
steeds schaarser. De stranden,
ook de meest geïsoleerde, zijn
veel te druk geworden en de over-
hoekjes langs de zeedijken die
ook wel soelaas boden zijn in veel
gevallen verdwenen door de op
eenvolgende dijkverzwaringen.
Alle reden dus om voor deze soor
ten nieuwe broedgelegenheid te
maken. Maar dat is verre van een
voudig. Weliswaar is het een mak-
kie om pionierssituaties te creë
ren, maar normaal gesproken ra
ken die binnen een jaar alweer be
groeid. Wat je nodig hebt voor
duurzame broedgelegenheid is de
dynamiek van water en stroming.
Die moeten er voor zorgen dat
eventuele begroeiing geen kans
krijgt, of snel weer verdwijnt.
In Waterdunen wordt voorzien
in een fiks aantal broedeilanden,
die buiten het broedseizoen regel
matig kopje onder gaan in het
vloedwater. Een dikke afstrooilaag
van grind en schelpen op deze ei
landen moet ze extra aantrekke
lijk maken voor pioniervogels.
Maar zover is het voorlopig nog
niet. En toch hebben de eerste pio
niervogels zich dit jaar gevestigd.
Of eigenlijk vorig jaar al, als je de
sierlijke kluten die in het gebied
broeden meerekent. Maar kluten
zitten om diverse redenen niet zo
in het gedrang als plevieren en
sterns.
Daarom waren we heel blij dat
plevieren zich dit jaar met een
flink aantal vestigden. Het gaat
om drie verschillende soorten, na
melijk de strandplevier, de kleine
plevier en de bontbekplevier. Drie
soorten die elk kleine verschillen
in voorkeur aan de dag leggen. Zo
is de kleine plevier meer een be
woner van rivieroevers dan van
kustgebieden. Al moet tegelijk ge
zegd worden dat deze soort ook
pioniergebieden in de Delta be
paald niet versmaadt.
De bontbekplevier is weliswaar
een rasechte pionier maar stelt
aan zijn broedgebied net iets min
der eisen dan de strandplevier. En
juist van die laatste soort telden
we dit jaar in Waterdunen-in-aan-
leg maar liefst zes broedparen.
Naast eenzelfde aantal kleine
plevieren en enkele paren bont
bekplevier zijn dat aantallen die
meetellen in deze tijd.
Het wachten is nu op de eerste
sterns die zich vestigen!
Uit de Zeeuwse klei
Een open armbandje
van paarsachtig, bijna
ondoorschijnend glas.
Het is aan twee kan
ten versierd met een opgeleg
de, goudgele glasdraad in zig
zagpatroon. Amateurarcheo-
loog P. Jasperse vond dit sie
raad in 1956 in een vers gegra
ven sloot bij Poortvliet. De
binnendoorsnede was onge
veer 4,5 centimeter. Dat leek
zelfs voor een kleuter te klein.
Was het misschien geen arm
band, maar een grote ring, die
met andere ringen aan een
koord om de hals werd gedra
gen?
Duidelijk was in elk geval,
dat deze vondst een voort
brengsel was van de befaamde
La Tène-cultuur, een prehisto
rische cultuur ten noorden
van de Alpen gedurende de Ij
zertijd.
De Thoolse ring of arm
band dateert uit de laatste eeu
wen voor de jaartelling. Het
was een importproduct waar
van ook elders in Nederland
voorbeelden zijn gevonden.
Maar die van Jasperse was de
enige complete.
Op de slikken van de Oos-
terschelde vond Jasperse jaren
later nóg een armbandfrag
ment uit de late ijzertijd. De
ze keer van git, een zwart ge
steente. De buitendoorsnede
was 10,5 centimeter: een flin
ke armband dus, vergeleken
met z'n glazen voorganger.
Het patroon op de glazen
La Tène-armband kwam vol
gens de oudheidkundige
W.H. Kam uit Nijmegen over
een met de gele zigzaglijn op
de rug van een adder. Het sie
raad uit prehistorisch Tholen
had dus misschien gediend
als afweermiddel tegen adder
beten, dacht Kam.
Een magische functie, die
meer tot de verbeelding
spreekt dan die van de gitten
armband die Jasperse later
vond. Want zulke armbanden
werden ook gebruikt als be
taalmiddel. Die praktijk zou
nog lang voortduren. Ook in
de vroege middeleeuwen, eeu
wen later, werden in stukken
gehakte sieraden van goud en
zilver door onder anderen de
Vikingen gebruikt als een
vorm van geld.
Tholen was in de late ijzer
tijd deel van een uitgestrekt
kustveenmoeras ten noorden
en oosten van de oude Schel-
deloop. Armetierig land. Maar
sommige 'Tholenaren' in deze
periode moeten, getuige de
sieraden van Jasperse, toch
enige welstand hebben ge
kend.
WOENSDAG 8 JULI 2015
Op kop
van de
stoet
door Jan van Damme
Ad Mondeel, verkeersregelaar van beroep.
foto Lex de Meester
Jonge bontbekplevier. foto Chiel Jacobusse
door Jan Kuipers
Jan Kuipers werkt bij Stichting Cul
tureel Erfgoed Zeeland.
De glazen La Tène-armband uit
Tholen. illustratie Jan Kuipers