4 Zevenhonderd jaar stadsrechten. Trots en blijdschap zouden om voorrang moeten strijden. Is het typisch Vlissings? Er is zeker geen sprake van uitbundigheid, als we het feestprogramma overzien. Zonder anderen tekort te doen: er staat maar één festiviteit gepland, die de naam van een jubileumevenement in volle omvang waardig is: de presentatie van de nog naar drukinkt ruikende stadsgeschiedenis van Vlissingen, Vissers, kapers, arbeiders. Stadsgeschiedschrijver Peter van Druenen mag zijn Vlissingse geschie denis volgende week donderdag (2 april) trots aan zijn ruim 800 voorin schrijvers laten zien. We hebben het over een boek. Maar vergis u niet. In totaal 1104 pagina's dik, met een harde kaft, op de weeg schaal klokken we twee kilo en tweehonderd gram. Het is geen werkje om mee te nemen in je strandtas. Wat is het dan wel? Peter van Druenen (1952) is een gebo ren Vlissinger. En hij is een in Rotter dam op de faculteit maatschappijge schiedenis opgeleide historicus. Dat houdt in dat hij zijn boek met meer dan gewone liefde en doorzettingsver mogen heeft geschreven. En dat hij de hele periode in drie stadstypen in deelt, waarbij de aard van de bewo ners bepalend is. Dat vinden we terug in de titel van het boek. Tot 1550 was Vlissingen een stad van vissers. Die verdwenen, toen er vanuit vooral Vlaanderen protestantse immigran ten kwamen. Zij legden zich toe op de vaak winstgevende kaapvaart, zeerove rij en smokkelhandel. Ook van de sla venhandel pikten ze een graantje mee. Zo tegen 1800 waren die bedrijfstak ken niet langer winstgevend. De stad werd bij Frankrijk ingelijfd en maakte een aantal donkere jaren door. Met als absoluut dieptepunt het Engelse bom bardement in 1809. In het Koninkrijk der Nederlanden be gon de fase waarin Van Druenen Vlis singen als arbeidersstad karakteri seert. Eerst kwam de Marinewerf in de stad. Toen die in 1868 sloot, werden de werf De Schelde en de Stoomvaart Maatschappij Zeeland (SMZ) de be langrijkste werkgevers. Zo kennen we Vlissingen. Arbei ders, niet lullen maar poetsen. Toch lezen we dat de stad weer in een overgangsfase zit. Inderdaad. Peter van Druenen consta teert zonder al te veel omhaal dat Vlis singen geen typische arbeidersstad meer is. We zitten weliswaar nog in een overgangsfase, maar straks heb ben we het over een werk-, woon- en zorgstad. Vooral in het onderwijs en de gezondheidszorg is de werkgele genheid fors toegenomen. Wat in het boek ook met enige tevredenheid wordt vermeld: een flink aantal instel lingen en organisaties, dat eigenlijk in een provinciehoofdstad thuishoort, heeft zich in Vlissingen gevestigd. De Hogeschool Zeeland, Omroep Zee land, de redactie van de PZC. Fijn dat het toch ook een beetje een feestelijk boek is voor de Vlissin- gers. Wie de temperatuur op straat peilt hoort over het algemeen onte vreden gemonkel. Een mooie boule vard, maar daarachter moet je niet zijn. Zeggen de Vlissingers. We wandelen met de stadshistoricus daar waar ooit de eerste vissers en zoutdelvers hun woningen en een ro- maans kerkje hadden. Het parkeerter rein van de Aldi ligt er als altijd bui tengewoon onaantrekkelijk bij. Geen spoor van de oer-Vlissingers. Maar met de stem van Peter van Druenen als commentator kijk je er toch anders naar. De oude Spuikom verdient als geboorteplaats van het oude Vlissin gen een respectvolle behandeling. „Die oudste delen moet je koesteren", zegt Van Druenen. Hij herhaalt die uitspraak in de Gasthuisstraat, pal ach ter de boulevard. Ook al geen straat waar je als passant vrolijk van wordt. We staan waar ooit de monding van de kreek was. Van Druenen vindt het ook bijzonder dat de oude stratenloop bewaard is gebleven. Vlissingen werd in de eeuwen na het verlenen van de stadsrechten uitgebouwd als een zoge naamde bastidestad: het Bellamypark was de centrale haven, waarop lood recht straten werden aangelegd. Critici hebben dus best gelijk. Je moet wel een erg historische bril op zetten om niet teleurgesteld te wor den. De historicus knikt. We klimmen naar de boulevard. Tot circa 1350 lag de kustlijn vijfhonderd meter verder in zee. Hij wijst. Vlissingen was de stad van Onze lieve Vrouwe. Daar, in de verte, moet van 1470 tot 1550 een Maria beeld op een paalhoofd hebben ge staan. 'Onze Lieve Vrouwe op 't Stoks- ke': het beeld was een regelrechte ko pie van een beeld in Antwerpen. Niet toevallig. De Vlissingers onderhielden nauwe contacten met die handelsme tropool, ze waren lange tijd de belang rijkste haringleverancier. „Wist je", zegt Van Druenen, „dat het stadhuis op de grote Markt een kleine re, maar wel exacte kopie was van dat in Antwerpen? Dat is allemaal niet toevallig. Willem van Oranje en Mau- rits hadden serieuze plannen om van Vlissingen een tweede Antwerpen te maken." Klinkt mooi. Maar, laten we het voorzichtig zeggen, da's niet gelukt. Waar ging het fout? Die vraag is niet eenvoudig te beant woorden. In het nieuwe standaard werk over Vlissingen worden wel ele menten aangedragen. Zo was de afslui ting van de Schelde nadat de Spanjaar den Antwerpen in 1585 veroverden niet alleen maar een voordeel. Er kwa men wel meer schepen naar Middel burg en Vlissingen, maar omdat Ant werpen moeilijk bereikbaar was ver legden de handelslijnen zich ook meer naar het noorden, naar Amster dam en - later - Rotterdam. Van Drue nen voert in zijn boek verder aan, dat Vlissingen nogal geneigd was zich op één tak van sport toe te leggen. Bij voorbeeld de kaapvaart. Dat maakt je als stad sterk afhankelijk van interna tionale ontwikkelingen. Ach, al dat ge weeklaag over wat Vlissingen had künnen worden. Kijk naar wat de stad is, met een prachtig Bellamypark, een prachtige Nieuwedijk, het rondeel, de kazematten, het Dokje van Perry. En met 333 monumenten zijn in Zeeland alleen Zierikzee en Middelburg beter voorzien op dat gebied. Daar mag je als Vlissinger best trots op zijn. Ook zonder dat je een historische bril op zet. ZATERDAG 28 MAART 2015 Kijk wel door een historische bril door Jan van Damme Peter van Druenen foto Ruben Oreel

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2015 | | pagina 92