Joop van den Oudenhoven is altijd op zoek naar onbe-
wandelde paden. Dat deed hij als katholiek, als provo,
als leraar en nog steeds als biljartcorrespondent.
64
36 ZEELAND
JOOP VAN DEN OUDENHOVEN
Joop van den Oudenhoven is biljarten en
biljarten is Joop van den Oudenhoven.
In dikke ordners op zijn werkkamer in
Goes staan de namen van alle spelers
die ooit in Zeeland een balletje hebben
getikt. Maar de 74-jarige Goesenaar is
meer dan biljarten. Hij is een vrijge
vochten katholiek, een rebel en een vernieu
wer.
„Ik voelde dat er iets niet klopte. De meester,
een broeder, liep tussen onze schoolbankjes
door. Het was zomer en de jongens droegen
korte broeken. Met wijde pijpen. Lekker mak
kelijk. De broeder stopte en legde zijn hand
op iemands been. 'Hoe gaat 't jongen', vroeg
hij. En 'per ongeluk' schoot zijn hand dan
naar boven.
„Ik zat op school in Dongen, hartstikke katho
liek natuurlijk. Wat er later allemaal naar bui
ten is gekomen over de katholieke kerk, over
het misbruik met jongens, dat heb ik zien ge
beuren. Samen met een vriendje heb ik eens
een broeder betrapt met een jongen. We heb
ben het aangekaart en hij is uiteindelijk ook
weggestuurd. Het gevolg: wij werden als verra
ders gezien.
„Het is nooit mijn wereld geweest. Na de lage
re school moest ik naar het klooster. Ik was
nummer drie in ons gezin. De eerste, mijn
broer, moest geld verdienen. De tweede, mijn
zus, moest helpen in de huishouding. En als
nummer drie was ik de lui: ik moest naar het
klooster. Ik was twaalf, maar ik wist dat ik dat
absoluut niet wilde.
„Ik ben toen weggelopen. Ik ben drie dagen
weg geweest. Tussen Dongen en Gilze was
een groot bos. De Duiventoren heette het.
Daarin heb ik mezelf drie dagen kwijtge-
maakt. 's Nachts sliep ik onder van die grote
wortels van bomen, overdag zwierf ik rond. Ik
werd uiteindelijk gevonden door de hoofdon
derwijzer van een school. Die man was geen
geestelijke en ik had wel wat met hem. Hij is
bij mij thuis gaan praten en overtuigde mijn
ouders ervan me niet naar het klooster te stu
ren. Toen was ik thuis wel het zwarte schaap.
Dat paste bij mijn thuissituatie. Meneer pas
toor die telkens langskwam, op zondag drie
keer naar de kerk, elke doordeweekse ochtend
naar de kerk.Ik vond het een harnas."
„Met mijn vader had ik ook niet zo veel. Hij
was een autoritaire man. In Dongen werd hij
op handen gedragen, want hij kon geweldig
voetballen. Ik kon het ook wel aardig, maar
langs de lijn hoorde je altijd: 'Dat is er één van
Harry, maar hij is niet zo goed hoor'. Ook
thuis voelde ik me niet thuis en eigenlijk zat
ik te wachten op het moment dat ik weg kon.
„In Dongen werd alles bepaald door de kerk
en de lederfabriek, waar het dorp om bekend
stond. Ik heb er altijd iets tegen gehad. Heel
jong dus al. Ik weet niet waar dat vandaan
kwam. Ik denk door het eeuwige verzet in de
mens. Dat heb ik nog altijd. Ik heb groot res
pect voor mensen die iets kunnen en doen.
Maar met mensen die zich belangrijk vinden
op basis van hun positie, heb ik niks.
„De sleutel om weg te komen, was de mts. Ik
had nog niet eens mijn diploma, toen ik solli
citeerde bij de gemeente Rotterdam. En ik
werd aangenomen als werktuigbouwkundige.
Eindelijk kon ik weg. Eindelijk kon ik de vrij
heid tegemoet. Ik vond een kamer in Rotter
dam bij een vrouw die ik kende uit Dongen.
Een zalig mens. Zij is mijn tweede moeder ge
worden. Zij gaf mij voor het eerst het gevoel
dat er iemand van me hield. En toen was ik al
bijna twintig. Door mijn thuissituatie vind ik
het nog steeds moeilijk om me aan anderen te
hechten. Het is een beschermingsmechanis
me om geen teleurstelling mee te hoeven ma
ken. De enige bij wie ik dat niet heb, is mijn
vriendin Cobie.
„In Rotterdam kwam ik in aanraking met poli
tiek. Ik werd lid van de communistische par
tij. De partij van Marcus Bakker. De tsaar, zo
noemden we hem. Een geweldige redenaar,
hij kon mensen inspireren. Ik deelde pamflet
ten uit, schreef teksten, ik was zo links als de
pest. Bij de Russische inval in 1968 van Tsje-
choslowakije ben ik afgehaakt. Ik ben altijd an
timilitaristisch geweest.
„De mooiste tijd was de provo-tijd. Geweldig,
zo onwaarschijnlijk mooi. Dat paste precies
bij mij. In de jaren zestig werd nog steeds
vooroorlogs gedacht. Dongen was mijn voor
beeld. Ik wilde juist verandering, vernieu
wing. Dat idealisme vond je in de provo-bewe
ging. In Amsterdam sloopten ze alles, maar in
Rotterdam was geen protest gewelddadig.
„We verzonnen de mafste acties. Bij de offi
ciële opening van De Doelen in Rotterdam
(het concertgebouw) zijn we in gehuurde jac
quets van de trapleuningen gegleden, op het
Eendrachtplein hebben we het hondje Fikkie
(een standbeeld) wit geverfd en zijn er met
z'n allen omheen gaan zitten. We verzonnen
van alles om tegen het establishment te schop
pen.
„Met een vriend ben ik ook naar de Franse cul
turele revolutie geweest. Een explosie van vrij
heidsdrang. Wij waren in Rotterdam al blij als
er duizend man kwam opdagen. Ik heb ze niet
geteld, maar in Frankrijk waren zeker 100.000
mensen op de been. In Parijs werd het een
beetje link, toen zijn we naar Rennes gegaan
waar het ook groot maar minder gewelddadig
was.
„Op mijn twintigste had ik mezelf voorgeno
men om nooit langer dan twee jaar voor de
zelfde baas te werken. Als je vooruit wilt ko
men, moet je veranderen. Dat dacht ik. De
praktijk was iets anders. Ik heb acht jaar bij de
gemeente in Rotterdam gewerkt. Eerst vier
jaar als werktuigbouwkundige, daarna vier
jaar als bedrijfsanalist. Maar toen ben ik ver
der gaan kijken.
„In Hengelo ben ik bij een organisatiebureau
Met
mensen die
zich
belangrijk
vinden op
basis van
hun positie,
heb ik
helemaal
niks
gaan werken. Geweldig en dynamisch werk.
Ik reorganiseerde bedrijven zodat ze makkelij
ker en effectiever konden werken. Vooruit
gang dus. En dat wilde ik. Maar toen kreeg ik
door wat er aan de andere kant gebeurde.
Toen kwam de schizofrenie om de hoek kij
ken.
„Door die zogenaamde vooruitgang kwam Jan
met de pet aan de achterkant van het bedrijf
op straat te staan. Daar had ik het moeilijk
mee. Heel moeilijk. Het werd zo gek dat ik
overdag een bedrijf reorganiseerde en in de
vrije avonduren de mensen die hun baan
kwijt waren geraakt, hielp zoeken naar nieuw
werk. Dat kon toch niet de bedoeling zijn?
„Uiteindelijk vond ik mijn roeping in Zeeland.
Op de streekschool in Middelburg. Ik heb er
maatschappijleer en omgangskunde gegeven.
Nieuwe vakken, vakken die mensen aan het
denken zetten. Dat heb ik met zó veel plezier
gedaan. Totdat ik omviel. Letterlijk. Een hart
infarct. Niet het eerste, maar het derde...
„Vanaf mijn twintigste heb ik geroepen dat ik
nooit ouder dan 37 jaar zou worden. Ik leefde
zo intens: werken, studeren, fotograferen en al
lerlei andere hobby's. Die 37 was een willekeu
rig getal, maar ik werd 37 en prompt kreeg ik
m'n eerste infarct. Een lichte, maar toch. Dat
was natuurlijk een signaal, maar daar heb ik
slecht naar geluisterd.
„Vijfjaar later kreeg ik opnieuw een licht in
farct en de klapper kwam op m'n 46e. Op va
kantie in Frankrijk. Het licht ging gewoon uit.
In het ziekenhuis heb ik toen afscheid van het
leven genomen. Ik had er vrede mee. Maar ja,
ik kwam erbovenop. En dan moet je verder.
Dat viel niet mee. Ik had afscheid van al mijn
plannen genomen.
„Mijn grote hobby was fotograferen, maar dat
kon ik wel vergeten. Ik kon niet meer tegen de
dampen in de doka. Toen ben ik kleren gaan
maken. Ik was altijd al gek op kleren. Niet
echt mannelijk hè. Ik hou ook van winkelen,
haha. Ik ben op naailes gegaan, als enige man
tussen van die kakelende wuufjes. Na ander
halve week maakte ik al een pantalon. Paste
als een bus.
„In 2002 kwam de volgende klapper: de legio-
nella-bacterie. Dat heeft ook niet veel ge
scheeld. Ik heb zelfs in coma gelegen. Ik ben
erdoorheen gerold, maar mijn hele lichaam is
naar de klote geholpen. M'n immuunsysteem
is behoorlijk aangetast. Ik ben overal aller
gisch voor. En m'n motortje (het hart) doet
het niet meer zoals het hoort.
„Vroeger was ik hele dagen m'n huis aan het
verbouwen. Daar heb ik nu geen lucht meer
voor. Als ik een schilderij ophang, hijg ik al als
een oud paard. Dat ben ik natuurlijk ook, ha-
ha. Ik slik per dag negentien pillen. Nou ja, ze
ventien pillen en twee pufjes. Ik weet dat het
rotzooi is, maar het is de enige mogelijkheid
om in leven te blijven. Ik weet dat ik al in de
extra tijd zit.
'Geen vernieuwing
zonder verandering'
door Rudy Boogert
Joop van den
Oudenhoven
werd geboren
op 22 april
1940 in Don
gen. Op z'n ne
gentiende ver
kaste hij naar
Rotterdam,
waar hij voor
de gemeente
ging werken als
werktuigbouw
kundige en la
ter als bedrijfs
analist. Na kor
te periodes in
Oss en Heesch
verhuisde hij in
1974 naar Zee
land, waar hij le
raar werd op de
streekschool in
Middelburg.
Een zwaar hart
infarct maakte
in de jaren tach
tig een einde
aan zijn onder-
wijscarriére.
Sinds 2000 is
Van den Ouden
hoven als biljart
correspondent
verbonden aan
de PZC.