ZEELAND GEPEILD 2 BUITEN In deze serie reizen we de pijlen achterna. Wekelijks landt er eentje lukraak op de kaart van Zeeland. En precies daar, op die toevallige plekken waar ze natrillend wijzen, nemen we poolshoogte. Op akkers waar bieten op de rooier wachten, op borrelende schorren en slikken, in door westenwinden getekend bosgebied, op dromerige duinen - elk stukje Zeeland heeft een verhaal. DE BANJAARD In het westen van Noord-Beveland loopt ze vanaf de N57 door de duinrand langs het broedgebied van de dwergsterns. Het is met het 'soortenproject kustvo- gels' afgeschermd voor recreanten en los lopende honden. Sterns vertoeven er graag, weet ze, maar zijn net als de strandplevier afhankelijk van rustige zandge bieden met kleine schelpenheuveltjes en helmgraspollen. Jaarlijks leggen ze twee a drie eieren en ook verloren broedsels worden weer vervangen, maar pas sinds de afrastering kun nen zij iedere voorzomer hun jongen groot brengen voor zij in september richting Afrika gaan. Nu glooit de duinvallei winterstil. Zand verstuift. Het lage zonlicht knipoogt in de plas sen. Richting de baai waar de golven schui mend uitrollen, doemt de Oosterscheldeke- ring op. Hij slingert over een lengte van bijna acht kilometer naar Schouwen-Duiveland. „Ik heb de zeearm getemd zien worden", zegt Ire ne Brakman (55). „Door dat project is nu deze plek een bijna magisch grensgebied; je weet dat aan de andere kant het achterland veilig is - hoe ruig het er hier ook aan toegaat." Het was juist hier aan het strand dat ze ver moedde dat er iets met haar aan de hand was, vertelt ze over die bewuste middag eind no vember vorig jaar: „Ik wilde zingen voor de zee. Dat doe ik vaker 's winters, want dan ben ik fijn alleen." Maar haar stem klonk wat vreemd. Niet krachtig genoeg. En ze voelde zich zo moe. Eenmaal weer thuis in Kamper land smaakte het eten haar niet. Dus ging ze vroeg naar bed. Toen ze pas twaalf uur later wakker werd, kwijlde ze en kwam moeizaam overeind. Ze checkte of ze haar handen nog in elkaar kon grijpen, oefende voor de spiegel: 'Rode rozen. Rode rozen', want ze had eens van iemand gehoord dat als je dat nog kunt zeggen, het allemaal wel meevalt. Maar haar broek kreeg ze niet zelf aan: „Ik belandde met een herseninfarct in het ziekenhuis." Haar wereld leek te kantelen. Als uitvoerend musicus, jarenlang aangesloten bij muziekge zelschap Nada Naga, gaf zij concerten in bin nen- en buitenland, specialiseerde zich in klankschalen, Indische- en indiaanse fluit- en snaarinstrumenten, verzorgde soundhealings en mantra zingen, bracht in eigen beheer cd's uit en is ervan doordrongen dat tonen en tril lingen je hart openen, waardoor ontmoetin gen tussen mensen, ongeacht overtuiging en leefwereld, warm en respectvol kunnen zijn. „Ik wilde me juist meer gaan toeleggen op het zingen. Samen met mijn in Zweden wonende vriend gaf ik inmiddels improviserende ont spanningsconcerten." Ze staart richting de Voordelta, waar sinds de afronding van de Deltawerken met afgaand water droogvallende zandbanken parallel aan de kust verschenen. Zeehonden rusten erop uit, zogen er jaarlijks hun jongen. In de bo dem leven wormen, schelpdieren, krabbetjes en garnalen; voedsel voor de duizenden vo gels die er permanent leven of op doortocht zijn. En in de beschutting van het ondiepe wa ter gedijen bot, tong, schol, schar en kabel jauw. Dat de ontwikkelingen van de kustzone voor de hele Noordzee belangrijk zijn, intri geert haar. „Meebewegen met veranderingen kun je vergelijken met je niet verzetten tegen harde geluiden; dan laat je trillingen door je heengaan en wegtrekken." Verzet maakt moe. Dat weet zij als geen an der. Het verdriet, om het afscheid van wie zij was en het zichzelf nu opnieuw moeten uit vinden, is groot. Ze mag van geluk spreken dat zij niet verlamd is geraakt, zegt ze. Maar een deel van haar hersenen is afgestorven en het revalideren en herstellen duurt maanden. „Een twilightzone." Zij herinnert zich hoe er een Tsjechische verpleegster op het randje van haar ziekenhuisbed kwam zitten. Die hoorde haar wanhoop een tijdlang aan - dat zingen niet meer ging en haar stem nooit meer zo helder en loepzuiver zou zijn - en op perde: „Dan ga je toch wat anders doen!" Het gesprek dat zich vervolgens ontspon, ver telt Brakman, betekende de omslag in haar ge nezingsproces. „Zingen is belangrijk voor mij. Maar ik realiseerde mij dat er meer mogelijk is: als ervaringsdeskundige kan ik met alle in strumenten die ik bespeel een muzikaal revali- datietraject ontwikkelen voor anderen die door een beroerte zijn getroffen." Ze ziet op eenvolgende stadia voor zich: de omhullende, ijle boventonen van de nada tarangini (snaar instrument); de trillende klankschalen die sti muleren om in de ruimte uit te drijven; de fluit die tot ademen en oprichten aanzet; de tampura (snaarinstrument) die verleidt tot in contact komen met de buitenwereld; de drum waarvan het ritme tot innerlijke enthousiaste bewegingen opzweept; de gitaar, waarmee je tot jezelf komt. En tot besluit het sacrale, woordloze zingen - samen. Want wie dat kan, ervaart weer levensvreugde. „Ieder mens heeft zijn eigen grondtoon. En er is altijd, ook als je improviseert, een soort ba siscompositie", zegt ze. „Dat verandert als jij zelf verandert. Ik zing nu zo vals als een kraai. Ik adem nog verkeerd." Maar al doet de scher pe wind pijn en is het zonlicht soms te fel, toch gaat zij weer voorzichtig oefenen, iets voorbij de duinovergang die zij als transitie er vaart tussen de zware klei en het lichte zand, en waar de ontwikkelingen van de laatste de cennia zich als een samenhangend panorama openvouwen: „Want ik ben er nog. En ik heb nog veel te doen." Het achterland is veilig, hoe ruig het hier ook is door Jacoline Vlaander Irene Brakman kreeg een herseninfarct bij de duinovergang van de Ban- jaard. Nu komt ze er om te herstellen, foto Jacoline Vlaander

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2015 | | pagina 42