Een stevig jaar noemen ze 2014
zelf eufemistisch. Politiemannen
Peter Arts en Arie de Bruyn werk
ten maandenlang, dag in dag uit,
aan de identificatie van de slacht
offers van de MH17-ramp.
12 VERDIEPING
IDENTIFICATIETEAM
De een koos voor de auto,
de ander voor het bos.
De een is politieman
Peter Arts. Hij reed afge
lopen maanden elke dag
van de Van Oudheus-
denkazerne in Hilver
sum naar zijn huis in Breda. Bewust. „De
weg naar huis is een mooi moment om te
bezinnen. En meestal is het op een rustig
tijdstip, na de spits." De ander is Arie de
Bruyn: de ondanks tropenmaanden nog
even montere Drent die wekenlang op de
kazerne in Hilversum bleef slapen. De bo
men in het nabijgelegen bos zijn inmid
dels goede bekenden van hem geworden.
Elke avond passeerde De Bruyn ze tijdens
zijn wandeling rond het hek om de plek
waar hij samen met driehonderd collega's
bijna dag en nacht heeft gewerkt om de
298 slachtoffers van MH17 weer een naam
te geven. „Op het moment dat ik loop, kan
ik het van me afzetten. Dat zijn van die
trucs die je zo langzamerhand hebt aange
leerd."
Ze zijn allebei doorgewinterde leden
van het Landelijk Team Forensische
Opsporing. De Bruyn voerde ook
de slachtofferidentificatie uit
na de vuurwerkramp in En
schede en de tsunami. Arts
werkte in 1977 al mee aan de
identificatie van de honder
den slachtoffers van de vlieg
tuigramp in Tenerife.
We zijn vrijer
geworden in het
delen van emoties
dan tijdens de
Tenerife-ramp
Toch noemen jullie de crash van MH17
anders dan anders.
Arts: „Ja, alleen al omdat MH17 ook politiek
gezien meer impact heeft. Vaststaat dat het
toestel niet uit zichzelf naar beneden is ge
komen. Tenerife was bovendien een heel
andere tijd. Er was nog geen DNA-tech-
niek. Het identificeren ging nog vrij primi
tief. Je kon alleen lichamen fotograferen,
tanden vergelijken en vingerafdrukken ne
men. Dat was arbeidsintensiever."
De Bruyn: „Het grote verschil is ook het
rouwcollectief dat je bij MH17 zag ont
staan. Rouw is er natuurlijk altijd,
maar niet zoals nu met al die stille
tochten, die maatschappelijk breed
gedragen rouw. Je kunt je voor een
aantal dingen wel afsluiten, omdat
ik - althans voor mezelf- niet wil
opgaan in dat collectief. Maar de po-
litiek-bestuurlijke kant was deze
keer vele malen groter en daar
kun je je natuurlijk niet voor af
sluiten."
k Kijk alleen al naar het eerbetoon
bij de kazerne, waar jullie aan
het werk waren. Had dat in
vloed op jullie?
De Bruyn: „We zagen niet
alles. Ik kreeg pas echt
een indruk van wat er in
het land gaande was
toen ik het in de herha
ling op televisie zag. Ik
was vanaf dag één in Hilversum bezig met
de preparatie. Je bent zo bezig met het orga
niseren, het regelen en het doen, dat je er
op dat moment niet bij stilstaat."
Wanneer kwam dat moment wel?
De Bruyn: „Eigenlijk pas tijdens de nationa
le herdenking. In de kazerne zie je alle na
men en alle gezichten, zowel bij leven als
na de dood. Ik durf wel te zeggen dat ik
daarmee kan omgaan. Ik kan afstand ne
men. De naam van iemand die ik geïdenti
ficeerd heb, staat niet gelijk op mijn net
vlies. Maar toen ik daar in de RAI zat, kwa
men al die namen en foto's wel weer voor
bij. Dan zit je schijnbaar in een andere mo
dus. Het is je werk niet meer, je hebt geen
taak meer. De impact is groter. Op die her
denking was het voor mij '0 ja' en 'och
gut'. Het plaatje viel ineen."
Arts: „Ik was aanwezig bij de aankomst van
de kisten op Eindhoven Airport. Dat was
wel erg indrukwekkend. De lichaamsdelen
zelf zeggen mij niet zo veel. De samen
hang, de context, die maakt het indrukwek
kend. Dat je leest of hoort dat het om een
opa en oma en kinderen gaat bijvoorbeeld.
Het verhaal erachter doet me veel meer
dan het technische werk aan de stoffelijke
overschotten, om het zo maar te zeggen."
Is dat een soort zelfbescherming?
De Bruyn: „Als je het zo zegt, lijkt het alsof
je je er volledig voor kunt afsluiten. Zo van
'als ik de poort binnenrijd, gaat de knop
om'. Maar ik denk niet dat het dat is."
Arts: „Je lichaam en geest komen denk ik
wel in een soort staat waardoor je jezelf be
schermt. Als we elke keer bij het zien van
stoffelijke overschotten emotioneel zouden
worden, zouden we niet kunnen werken."
De Bruyn: „Ik denk dat wij wel iets van een
professionele hardheid hebben ontwik
keld. We hoeven dit niet te doen. En toch
willen we het. Wij weten precies wat er
komt, we weten wat we gaan doen en ook
hoe we dat moeten doen. Terwijl dat voor
collega's die de bocht om rijden en ineens
naar een dodelijk ongeluk staren, anders is.
Voor hen heb ik vaak meer waardering."
Wat is er geregeld voor collega's die het toch
te kwaad krijgen?
Arts: „Vanaf dag één heb ik tegen de fami
lierechercheurs, die buiten de kazerne mee
werken aan de identificatie, gezegd: men
sen let op jezelf en let op elkaar. Er is geen
betere graadmeter dan je maatje naast je in
de auto die iets aan je ziet. Bespreek dat
met elkaar. Hoe is het gesprek gegaan? Wat
deed het met je? Daarnaast wordt er ook
professionele hulp aangeboden. Psycholo
gen hebben van het begin af aan tips aange
reikt, mocht het niet lekker lopen."
De Bruyn: „Als een collega tegen mij met
een knipoog zegt: 'joh, ik zit er even door
heen, kan ik even boodschappen doen van
ochtend?', zeg ik: 'Prima, doe vooral bood
schappen'. Dat is ruimte geven om er even
doorheen te zitten. Ik reed met een buiten
landse collega door de poort en die begon
te huilen. Ineens. Hij zag het beertje van
zijn dochter aan de poort hangen. Voor de
slachtoffers. Hij brak. Je kunt dat soort mo
menten niet voorspellen. Nu het rustiger
wordt, is er meer tijd om na te denken.
Daarom blijft maatschappelijk werk ook op
de kazerne aanwezig."
Maar dan moet iemand het ook zelf durven
aangeven.
Arts: „Ik denk dat de sfeer inmiddels zo is
dat iedereen zich daarin vrij voelt."
De Bruyn: „We zijn absoluut veel vrijer ge
worden in het delen van emoties dan bij
voorbeeld ten tijde van de Tenerife-ramp.
Toen was het nog 'een politieman huilt
niet'. Het was de tijd van het broodje bal
na een dodelijke aanrijding. Op dat vlak
Arie de Bruyn
o- am BS
Arie de Bruyn
MH17
is een
door Niki van der Naald