De trainers van de vier hoogst spelende Zeeuwse clubs discussiëren in CineCity over hun invloed, hun team en over zichzelf! 66 Mensen die veel zeggen, denken niet 48 SPORT ZEEUWSE TRAINERS 44 Mijn vrouw is absoluut niet football- minded Zelfs een doorgewinterde trainer als Diederik Hiensch is nooit te ervaren om te leren. Hij liet Kloetinge dit seizoen met twee spitsen spelen. „In de rust vroeg Jason Tjien Fooh hoe hij samen met de andere spits moest lopen tegen drie verdedigers. Dicht bij elkaar of juist ver uit elkaar. Een fantas tische vraag. Wat zou jij antwoorden, Ruud?" Het valt even stil aan tafel met de trainers van de Zeeuwse toppers. Hiensch heeft zijn vakgenoten Ruud Pennings (Vlissingen), Kenny Verhoene (Hoek) en Jan Poortvliet (Goes) aan het denken ge zet. De radertjes gaan draaien. De carpaccio's blij ven even onaangeroerd, net als de glazen rode en witte wijn. En dan verheffen de stemmen zich tot een verbale flipperkast. Jason, hier komt het ant woord. Pennings: „Ik zou ze ver uit elkaar zetten." Verhoe ne: „Het hangt van de tegenstander af." Poortvliet: „Nee, van wat je zelf wilt." Hiensch: „Nou, wat mijn spelers willen." Verhoene: „Maar als er nu drie rechtspoten staan? Dan hebben ze een pro bleem aan de linkerflank." Hiensch: „Ik had moe ten zeggen: 'Wat doe je zelf het liefst?'." In het eetcafé van Cinecity in Vlissingen praten de vier trainers drieënhalf uur lang bevlogen en open hartig over hun spelers, hun vak en over zichzelf. Vragen zijn bijna niet nodig, ze voeden elkaar. Vier trainers, vier karakters. De onkreukbare Verhoene, de analyticus Hiensch, de bedachtzame Pennings en de bon vivant Poortvliet. INVLOED „Wij trainers kauwen alles voor", trapt Poortvliet af. „Eigenlijk zouden we de spelers mee moeten laten denken. Voetbal gaat om initiatief. Maar je merkt dat de eigen creativiteit van spelers weggaat. Je kunt geen groep zonder leiding op een training neerzet ten, want een groep kan zichzelf niet bezig houden. Voetballers móét je tegenwoordig bezig houden om ze beter te maken. Daar heb je goede en gekwalifi ceerde mensen voor nodig." „Over die creativiteit... Dat ontbreekt wel eens", haakt Pennings in op de woorden van zijn collega. „Dat moet je stimuleren. Tegenwoordig kunnen we één-tegen-één-duel niet meer uitspelen." Hiensch: „Daarom moet je die creativiteit inderdaad bevorderen, de spelers zelf een keus leren maken in dat veld. Op trainingen moet je de spelers in de juis te situatie zetten. Ik geloof daar enorm in, mét tegen standers hè. Ik heb een afschuw van de pass- en trap- oefeningen zoals die overal worden gedaan, zonder weerstand." Poortvliet: „Je moet ze in situaties brengen waarin ze na móéten denken. En dan kom jij met een paar mogelijkheden. Als iemand een fout maakt, loop ik vaak naar hem toe. 'Hé, pik, wat had je kennen doen, nou?' En vaak geeft-ie al het goede antwoord. Maar het gaat erom dat je als speler altijd paraat bent en weet wat je in het veld moet doen." Pennings: „Als je zegt wat een speler móét doen, dan onthoud hij vaak slechts twintig procent. Het voorkauwen komt niet over, als je zegt: 'Je moet dit doen, dat doen'." Verhoene: „Wij hebben een regel bij Hoek: als je niet goed ingooit, moet je vijftien keer opdrukken. Op den duur was ik die vergeten, maar toen kwa men de spelers zelf naar me toe: 'Hoe zit dat met die regel?' Daarom hebben we hem terug ingevoerd, maar hiermee wil ik maar zeggen dat je herkenbare situaties uit moet lichten." Hiensch: „Het gaat om de afspraken die je met je team maakt. Dat moet je goed uitleggen en daar heb je als trainer de meeste invloed. Op de keuzes die de spelers maken, heb je geen invloed." Verhoene: „Je geniet er het meeste van als de spelers naar jou een teken geven dat ze een door jou ge schetste situatie herkennen. Aan de andere kant ga ik direct na de wedstrijd nooit in discussie met spe lers. Ook niet na een goede wedstrijd." Pennings: „Daarom ontplof ik ook nooit in de kleed kamer. Dat heeft geen zin en daarom doe ik het ook niet. Je kunt veel beter realistisch de pijnpunten aan geven. Het ligt ook een beetje aan de groep die je hebt, maar bij deze groep bij Vlissingen moet ik dus helemaal niet ontploffen. Dat werkt averechts. Alles wat je in emotie zegt, is niet goed. Ook als ik met de pers praat na de wedstrijd, en ik ben nog blij na een overwinning of gefrustreerd over een nederlaag, dan ga ik eerst naar de kleedkamer of praat ik nog even met Romeo (van Aerde, assistent) en bespreek dan met hem nog even de wedstrijd na." Hiensch: „Ik bespreek meestal met mijn assistent wat ik in de rust of na afloop ga zeggen over de wed strijd. Dan zeg ik tijdens de wedstrijd een paar keer: 'Noteer even dit, noteer even dat'. En vlak voor rust vraag ik: 'Wat moet ik ook weer allemaal zeggen?', en tijdens de rust vraag ik aan het einde van mijn praatje aan hem: 'Heb ik alles gezegd?"' Verhoene: „Dus je steekt het op je assistent als je iets niet gezegd hebt? Haha." Poortvliet: „Ik ben wel eens kwaad, maar dat wordt steeds genuanceerder. Kwaad zijn heeft één keer zin, maar meestal werkt het tegen je. Spelers wor den niet meer wakker omdat je kwaad bent. Kom met informatie, daar zitten ze op te wachten. Ik heb het meegemaakt dat ik theekopjes wegschopte en glazen door de kleedkamer gooide, maar eigenlijk willen de spelers alleen horen waarom het slecht gaat." Verhoene: „Ik zou dan ook graag eens met Ronald Koeman meelopen. Hij staat er als een echte per soonlijkheid langs het veld. Of je hem nu kent van zijn palmares of niet. Ik heb heel vaak contact met Bob Peeters en hij heeft onder hem getraind bij Vit esse. Hij vond hem de beste trainer waar hij ooit on der getraind heeft. Qua veldwerk doet hij niet veel, maar qua trainingsstof is hij top. Hij laat veel over aan anderen. En daarom vind ik de afkorting van het diploma TC, Trainer Coach, ook zo goed geko zen. Hoe lager het niveau, hoe meer je trainer moet zijn. Hoe hoger het niveau, hoe meer je coach moet zijn. Mensen begeleiden. Dat zou ik van Koeman kunnen leren." Pennings: „Ik zou graag met een trainer meelopen die niet alle dingen delegeert. Niet net als een Guus Hiddink, die zegt dat zijn assistenten de training mogen leiden. Als ik het naar Nederland vertaal, dan denk ik aan of Fred Rutten of Henk de Jong. Dan projecteer ik dat toch even op mezelf en ik denk dat De Jong echt een mensen-mens is, en dat Rutten meer de tacticus is." Poortvliet: „Ik ben gek van Bayern München en Bar celona, dus ik zou Pep Guardiola graag mee willen maken. Puur de trainingswijze, want ik zou wel eens willen zien hoe hij dat doet. Ik ben gek van dat spelletje, vind dat geweldig om te zien. Hoe domi nant Bayern nu speelt, hoe spelers zonder bal din gen doen, ook diepte hebben maar ook hoe ze verde digend omschakelen. Iedereen doet mee." Hiensch: „Ik sluit me daar bij aan. Ik vind het enorm knap dat-ie vanuit Barcelona naar Duitsland gaat, een land met een totaal andere cultuur en een totaal andere voetbalachtergrond. En hij flikt ge woon hetzelfde. Ik ben enorm benieuwd naar trai ners die zijn spelers goed beïnvloeden in balbezit. Dan ben ik benieuwd naar hoe hij dat traint, zijn trainingswijze." Poortvliet: „Eerder zei Ruudje: 'Arjen Robben speelt zakelijk, maar het spelplezier straalt ervan af. Daar ben ik benieuwd naar." Hiensch: „Daarom wil ik gaan kijken. Hoe Guardio la dat voor elkaar krijgt." ZELFREFLECTIE Pennings: „Je ontwikkelt elk jaar door. Het zou niet goed zijn als je nog hetzelfde niveau hebt als tien jaar terug. Ik ben ook zeker wel anders geworden. Ik heb eerst negen jaar bij Vlissingen gezeten. Toen heb ik er voor gekozen om een andere kant op te gaan en ben ik assistent geworden bij Hoek. Ik vroeg me af: beheers ik die materie en komt dat overeen met het niveau van de topklasse? Dat uit stapje, met uiteindelijk ook nog een tijd bij Zeelan- dia Middelburg, heeft mij wel gevormd. Ik heb daar de bevestiging gevonden die ik zocht. Dat geeft mij nu het gevoel dat ik op dat niveau heel goed zou kunnen functioneren." Verhoene: „Ik heb vooral meer het besef gekregen dat ik met amateursvoetballers bezig ben. Ik kom zelf uit het betaalde voetbal en daar moet je reke ning mee houden. Bij Zaamslag vroeg ik niet heel veel andere dingen dan ik nu bij Hoek doe. De trai ningen verschillen niet zoveel. Maar je ontwikkelt je wel in de omgang met spelers. Ga je schelden in de rust? In het begin deed ik dat vaker, nu slechts twee of drie keer per seizoen. Maar je moet als trainer vasthouden aan jouw idee van voetbal. Mijn insteek is altijd geweest: ik werk niet met voetballers; ik werk met mensen met verschillende persoonlijkhe den en verschillende karakters. In het begin ging ik puur uit van voetballers. Maar je kunt een voetballer sturen als je op zijn manier communiceert. Dat heb ik wel geleerd." Hiensch: „Vroeger dacht ik dat ik alles kon bereiken 'Alles watje in emotie zegt, is niet goed' Kenny Verhoene Diederik Hiensch door Rudy Boogert, Jan Dagevos en Mitchell Minnaard Minga

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2014 | | pagina 30