Niets gaat vanzelf in het leven van
Richel Hogenkamp. Maar waar je
met hart en ziel van houdt, geef je
niet zomaar op, weet de toptennister.
Als ik over vijf
jaar met tennis
sen moet stoppee
door eee
blessere, heb ik
alleen eee
Dat spookt wel
eees door mij
Richel
De kans is groot dat u de
blonde dame op de fo
to hiernaast niet her
kent. Zelfs in haar
woonplaats Doetin-
chem heeft bijna nie
mand enig idee. „Heer
lijk", vindt Richel Hogenkamp. Ook
nu haar naam is verklapt, hoeft er
trouwens nog geen lampje te gaan
branden.
Hogenkamp (22) is Nederlands OP
één na beste tennisster. Ze is de num
mer 138 van de wereld en traint zich
het schompes om plekje voor plekje
op te schuiven naar de top 100. En ho
pelijk daarna de top 50? Waarom? Om
dat ze van tennissen houdt en daar,
sinds haar achtste, alles voor over
heeft. Maar de weg naar de top is lang
en vol obstakels. Waar voor sommige
atleten in veel kleinere sporten alles
van a tot z wordt geregeld, moet Ho
genkamp haar eigen boeltje zien te re
gelen. Niks glitter en glamour, maar
een wekelijkse puzzel met agenda en
rekenmachine om te kiezen voor het
juiste toernooi.
Hogenkamp speelt vooral in het zo
geheten challengercircuit, onder het
hoogste niveau van de WTA-toer-
nooien. Daar worden hotel en diner
voor de tennissers betaald, in haar ge
val draait ze vaak zelf op voor de kos
ten. En dus volgt steeds weer het plus
sen en minnen. Ga je naar China,
waar het niveau lager ligt en de kans
om te winnen dus groter is? Of is er
een toernooi in Frankrijk? Misschien
kan ze met iemand meerijden en een
hotelkamer delen. Scheelt zo een paar
honderd euro.
In tennisjaar 2014 speelde Hogen
kamp 27 toernooien. Van Melbourne
tot New York, van Sobota in Polen tot
Sao Paulo. Meer dan dertig weken
was ze van huis. Soms helemaal al
leen, soms met een tennismaatje. Ze
maakte in de loop der jaren vreemde
dingen mee. „In China zitten mensen
anderhalf uur te boeren tijdens een
partij. In Kazachstan dacht ik elke dag
wel een keer dat me iets zou overko
men. Ze rijden daar als gekken, in de
wegen zitten gaten van anderhalve
meter diep. Dat toernooi won ik,
maar er was niet eens een prijsuitrei
king. Ik moest gewoon mijn bekertje
ophalen bij de toernooidirecteur."
Op verjaardagen hoort Hogenkamp
wel eens dat zij 'toch altijd vakantie
heeft'. Ze legt dan uit dat behalve acht
tennistrainingen en vijf fysieke ses
sies per week een hoop tijd gaat zit
ten in praktische zaken: reizen, ho
tels, inschrijvingen, materiaal. Wie
denkt dat een talent in Nederland eni
ge steun krijgt van de tennisbond,
heeft het mis. „Tot mijn 19e zat ik in
Jong Oranje, had ik financiële hulp en
een coach. Toen kwam er een andere
technisch directeur en zijn ze daar
mee gestopt. Vanaf dat moment stond
ik er alleen voor."
Dat was in het begin zoeken. Hoe
deel je het seizoen in? Waar vind je
een goede coach? Wie gaat hem beta
len? Moeilijke vragen voor een meisje
van 19. Steun was er alleen van thuis.
„Mijn ouders hebben veel geld in het
tennis gestoken, zonder te weten of
ze er ooit iets voor terugkrijgen. Als je
gaat studeren, krijg je daarna een
baan. Dat is een investering. Als ik
over vijf jaar moet stoppen door een
blessure, heb ik alleen een havo-diplo
ma. Dat spookt wel eens door mijn
hoofd."
Op 13-jarige leeftijd wilde Hogen
kamp stoppen. Ook toen trok de bond
haar handen af van de jeugd. „Ik be
sloot te gaan voetballen. Maar de drie
tennistoernooitjes waar ik nog voor
stond ingeschreven, won ik allemaal.
Toen ben ik toch maar blijven tennis
sen." Het jaar erop werd ze Europees
jeugdkampioene en nam de bond
haar weer in genade aan.
De laatste jaren is ze dus op zich
zelf aangewezen. Vreemd, vindt Ho
genkamp. „In New York, voor het kwa
lificatietoernooi van de US Open, wa
ren we met zeven Nederlandse mei
den. Maar onze bondscoach, Paul
Haarhuis, was er niet. Terwijl we daar
toch ideaal een week hadden kunnen
trainen met z'n allen. Misschien heb
ben ze onze lichting wel opgegeven..."
De lijst met veelbelovende talentjes
die ergens gedurende de rit hun
racket aan de wilgen hingen, is einde
loos. Hogenkamp is uit duurzamer
hout gesneden. Opgeven is voor haar
geen optie: in een wedstrijd laat ze
geen punt lopen. Laat staan dat ze zo
maar stopt met haar carrière. Tennis
is haar lust en haar leven en de sores
eromheen doen daar niets aan af.
Tegelijkertijd is Hogenkamp eerlijk:
de top 20 zal ze hoogstwaarschijnlijk
nooit halen. „Ik ben geen service
kanon of iemand die met haar fore
hand een tegenstander omver blaast,
zoals de top in het vrouwentennis dat
kan. Ik moet het hebben van tactisch
inzicht en loopvermogen. De top 50,
daar geloof ik nog wel in, maar dan
moet er veel verbeteren."
Dit seizoen verdiende ze 65.000 dol
lar. Na aftrek van alle kosten hield ze
voor het eerst wat over. De Ameri
kaanse coach die Hogenkamp halver
wege het seizoen voor een paar we
ken liet invliegen, deed wonderen. Vo
rige maand kon ze zowaar haar moe
der en zusje Sherin meenemen naar
het slottoernooi in Dubai. Het voelde
als iets terugdoen. „Sherin kwam vroe
ger op het tweede plan. Ze werd altijd
meegesleurd naar mijn toernooien,
omdat ze te jong was om alleen thuis
te blijven."
Hogenkamp voelt zich ondanks de
beslommeringen bevoorrecht dat ze
dit leven mag leiden. „En mocht ik
het uiteindelijk niet redden, dan heb
ik in elk geval veel geleerd en ben ik
heel zelfstandig geworden."
Verder tennist ze maar om één re
den: voor zichzelf. „Op de lange ter
mijn is dat de enige juiste motivatie."
Zijn ouders hadden thuis
in het Limburgse Helden
een slagerij. Als klein jon
getje mocht Theo Nies-
sen er geen stap over de
drempel zetten, veel te ge
vaarlijk. Maar hij was
toch altijd buiten. Op zoek naar waar
devolle of waardeloze spullen op en
onder de grond. Toen hij 12 jaar werd,
kwam ineens de vraag van vader. Of
dat niet iets voor hem was, werken in
de slagerij?
Zijn ouders hadden namelijk geen
idee wat er van hun Theo terecht
moest komen. In leren was hij niet
geïnteresseerd. Op zijn basisschool
werkten ze met drie beoordelingssym
booltjes als cijfers: een vierkantje,
driehoek en cirkel. Het maakte hem al
lemaal niets uit, tot onbegrip van zus
Rian. Pa en ma Niessen kochten daar
om voor de zekerheid alvast een lapje
grond. Stel dat hun zoon boer wilde
worden, dan had-ie dat maar vast.
Maar fladderaar Theo had wel dege
lijk dromen en ambities. Archeoloog
Alles
op eigen
kracht
door Rik Spekenbrink
door Rik Spekenbrink