Prof. Herman van
Praag weet het zeker:
de behoefte aan ge
loof is op z'n minst
deels aangeboren.
„Aan het eind van je
leven wil je zeggen:
'Ik heb er iets van
gemaakt'."
HEILIG GELOOF WOENSDAG 24 DECEMBER 2014
Religiositeit is een
menselijke
basisbehoefte, net
zo belangrijk vnnr
de mens als
slapen, seks en
vnedsel
De man die later tot viermaal toe
hoogleraar psychiatrie zou wor
den, hing als licht verlegen,
12-jarige aan de lippen van bio
logieleraar meneer Dresden.
Die sprak graag met Herman
van Praag, een slimme jongen
die later misschien ook wel biologie wilde
studeren.
Het was 1942, Landgoed De SchafFelaar in
Barneveld: de plek waar honderden Joden
werden gehuisvest die zich 'verdienstelijk
hadden gemaakt voor de Nederlandse sa
menleving'. Wetenschappers, dokters, indus
triëlen en kunstenaars kregen een voor
keursbehandeling: voorlopig geen 'werk
kamp'. Na een jaar Barneveld werd de groep
verplaatst naar Westerbork en daarna naar
Theresienstadt. Bijna allen overleefden de
oorlog. Hoe het vader Van Praag is gelukt
zijn vrouw, dochter en zoon in Barneveld te
krijgen, heeft Van Praag nooit geweten. „Hij
was natuurlijk een buitengewone man, een
rolmodel", herinnert de zoon, nu 85, zich.
„Ingenieur en jurist, een man van enorme
kennis en eruditie. Daarnaast ook nog bui
tengewoon bescheiden en altijd een open
oor voor anderen."
Een foto van zijn vader hangt aan de
muur in zijn van boeken uitpuilende werk
kamer. Samen met portretten van zijn moe
der, een oma en beide grootvaders: joodse
patriarchen die vorsend neerkijken op het
nageslacht Een paar dingen zijn Van Praag
helder bijgebleven van de tijd in Barneveld.
Dat hij er, in het diepste geheim, bar mitswa
werd: een belangrijk ritueel voor het gezin
Van Praag waarin hij zionistisch werd opge
voed, gelovend in de wedergeboorte van het
joodse thuisland. En: „Ik was voor de oorlog,
zoals ik me herinner althans, een vrij onze
ker jongetje. Dat is in het kamp verdwenen.
Dat kon ook niet; je moest toch in hoge ma
te weerbaar zijn. Dat wordt vaak vergeten:
er zijn mensen die geknakt zijn door de kam
pen, maar andere mensen zijn soms sterker
geworden. Die kwamen terug met de over
tuiging dat ze iets moesten bijdragen aan de
samenleving."
Het 'heilig vuur' was in hem ontbrand, zo
noemt Van Praag het zelf. Gespaard worden
terwijl zo velen werden vernietigd, gaf hem
een innerlijke opdracht die hij nooit meer
heeft losgelaten. Kon hij voor de oorlog
moeilijk zijn hoofd erbij houden op de basis
school, na 1945 was Van Praag niet te stop
pen. Na de HBS volgde een studie medicij
nen. Al vroeg in zijn carrière richtte hij zijn
energie op biologisch-psychiatrisch onder
zoek: wat is de relatie tussen hersenen en ge
drag? Onontgonnen terrein in die tijd. Van
Praag betitelt de psychiatrie in de jaren vijf
tig als 'buitengewoon onwetenschappelijk',
meer gericht op praten dan op fundamen
teel onderzoek. „Ik was altijd al geïnteres
seerd in het lichaam-zielprobleem. Hoe kan
het nou dat die hersenen, die anderhalve ki
lo sponzige massa daar in die schedel, met
die miljarden zenuwcellen, mogelijk maken
wat een mens allemaal kan? In die tijd
kwam net het eerste antidepressivum op de
markt waar een klein beetje van bekend
was hoe het werkte in de hersenen. Dat
vond ik fascinerend. Zouden we nu iets kun
nen zeggen over de biologische grondslagen
van depressie?"
Van Praag zou baanbrekend werk verrich
ten bij de ontwikkeling van medicatie bij
psychiatrische problemen. Toch verdedigde
hij ook dat medicatie in veel gevallen gecom
bineerd moet worden met psychologische
behandeling. Hij hield tevens oog voor de
extra dimensie die hij formuleert als de 'ver
ticale': de menselijke behoefte aan spirituali
teit Een mens is niet alleen de optelsom van
zijn genen, er moet ruimte zijn voor verbeel
ding en vrije wil. Er is meer dan alleen het
materiële. En dat 'meer' mag je best om
schrijven als een goddelijke vonk. Sinds de
Verlichting staat intellect zo ongeveer gelijk
aan rationaliteit en is geloof iets voor men
sen die niet nadenken. Van Praag bestrijdt
die visie hartstochtelijk: wie niet gelooft, ke
tent zich vast aan de kale werkelijkheid
Daarmee toont hij zijn talent om zich on
afhankelijk van de tijdgeest op te stellen.
Van Praag werd hoogleraar in Groningen in
de tijd van de studentenrevoltes. „De andere
hoogleraren waren bang. Ik zei: 'Wat nou
jongens, we leven toch niet meer onder Hit-
Ier? Dan wordt je kantoor maar bezet, wat
kan het je schelen?' Het was trouwens maar
goed ook dat er werd gemorreld aan die au
toritaire samenleving." Later, in Utrecht, lag
Van Praag onder vuur van voorstanders van
de anti-psychiatrie die hem als 'nazi-arts' be
titelden, omdat hij hersenen onderzocht
van psychiatrische patiënten en elektro
shocks toepaste. „Mijn kinderen moesten on
der politiebegeleiding naar school. Dat von
den ze niet leuk, natuurlijk. Maar ze hebben
er niets aan overgehouden, hoor."
Hij blijft het zionistische ideaal trouw, ook
al ligt Israël wegens („wat genoemd wordt",
aldus Van Praag) agressieve kolonisatie on
der vuur. „Het is de getuigenis van de wils
kracht van het joodse volk, dat het 2.000 jaar
na de verwoesting van de Tempel weer een
eigen land heeft weten te stichten. Het is zo
jammer dat het maar niet tot een redelijke
vorm van samenleven komt met de Arabie
ren. Ik zie ook niet zo makkelijk een oplos
sing, helaas."
In 's werelds meest geseculariseerde land
maakt Van Praag zich al jaren sterk voor een
herwaardering van de religiositeit. Nadat hij
met emeritaat ging, werd dat het onder
werp van zijn niet aflatende studie- en publi
catiedrift.
Hij schreef er boeken over waarvan het
laatste, Net voorbij de rede, in november ver
scheen. Religiositeit is een menselijke basis
behoefte, stelt hij daarin, net zo belangrijk
voor de mens als slapen, seks en voedsel.
Een ondersteuning voor die these vindt Van
Praag in dat geloof in God (die hij trouwens
liever omschrijft als 'de Eeuwige') depressie
kan verminderen. „Dat kan, als die god het
beeld heeft van een liefhebbende en troos
tende figuur. Omgekeerd, als die god er een
is van straffen en schuld, kan dat juist het
omgekeerde effect hebben. Daar kunnen
mensen onder lijden omdat ze altijd angst
en schuld voelen het niet goed te doen.
„Ik geloof zelf dat de bedoeling van gods
dienst is het leven te verlichten en niet om
het te bemoeilijken. En ik gebruik verlich
ten in de dubbele betekenis van het woord:
problemen minder zwaar maken, maar ook
zin geven. Multatuli schreef in Het gebed van
een onwetende: 'Ik weet niet of we geschapen
zijn met een doel, of maar bij toeval daar
zijn'. Ik geloof dat het de mentale vreugde
niet ten goede komt als je zegt: 'Ik kan er
zijn, ik kan er niet zijn, who cares'. Veel men
sen willen uiteindelijk toch het gevoel heb
ben dat ze ergens voor hebben geleefd. Of
dat nou voor het gezin is, het werk, het vere
nigingsleven of de samenleving."
De band met God is voor Van Praag een
'zeer persoonlijke' kwestie. Op religieus ge
bied is hij met nadruk van het ondogmati
sche soort en niet van de regels. Met het or
thodoxe jodendom heeft hij bijvoorbeeld
weinig op. „Je mag religie nooit veralgemeni
seren tot 'Wat ik geloof, is de waarheid. En
jij bent een dwaler'. Dat leidt tot onverdraag
zaamheid, tot afschuwelijke dingen. Hoe
een individu dat geloof invult, hangt van
hemzelf af. Hoe meer behoefte aan troost,
hoe meer hij zich tot de Eeuwige zal wen
den. Je zal de atheïsten de kost moeten ge
ven die, als ze ziek worden of een kind ver
liezen, toch weer gaan bidden. Dat is die be
hoefte aan een almachtige, bovennatuurlijke
instantie, een troostverschaffer die naast je
staat."
Het al te letterlijk nemen van God als
hulpverlener is niet de bedoeling. Van Praag:
„In mijn beleving is dat godsbeeld er een
van een leraar, een grote mentor, een su-
per-Mozes (in het joodse geloof de grootste
leraar en wetgever, auteur van de Hebreeuw
se Bijbel/het Oude Testament, red.). Die
heeft de mensen een aantal ideeën aangedra
gen, voorschriften om een fatsoenlijk leven
te leiden. En een goed leraar zegt op een be
paald moment: 'Jongens, luister eens, ik ben
klaar. Nu moeten jullie het zelf doen.' De le
raar heeft zijn best gedaan. Als de mensen af
wijken van het rechte pad en zelfs tot barba
ren degenereren, is dat aan de mens zelf te
wijten. De verschrikkelijke dingen die er in
de wereld gebeuren, dat is mensenwerk.
Daarom kan ik zeggen: als er een God was
voor Auschwitz, dan is er ook een God na
Auschwitz."
4
God is troost
door Lindy Jense
--V f
Af. -^Sl