Het is herfst. Seizoen van boswandelingen door gevallen bla
deren en van jagen op loslopend wild. Boswachter Karei Leef-
tink houdt meer van de lente en de zomer, en heeft een he
kel aan het vijanddenken van sommige jagers. „Liever kritiek
dan onverschilligheid."
66
32 ZEELAND
KAREL LEEFTINK, BOSWACHTER DICHTER
om maar naar Fort Ramme-
kens, zei boswachter Karei
Leeftink/Dat vond hij wel
een mooie plek voor een in
terview. De eeuwenoude mu
ren van het fort aan de Wes-
terschelde bij Ritthem zijn
voor hem meer dan een stapel stenen. „Een
mantel, beschermend, knus."
Woorden zijn belangrijk, hij houdt van taal.
Dat is de dichter in de boswachter. „Mijn ge
dichten zijn vaak kort, en ik hou niet van rij
men. Dan kun je er ook wel 'Van Sint en Piet'
onder zetten."
De Zeeuwse natuur waarin hij dagelijks
werkt, is een blijvende bron van inspiratie
voor zijn poëzie. „De Oosterschelde. Alle gro
te wateren eigenlijk. Dat zijn de enige opper
vlaktes waar nog echt ruimte is. Het land ligt
binnen dijken, zoals ook binnen dijken wordt
gedacht, binnen vastomlijnde kaders. Het idee
dat ik dicht bij de zee woon, geeft mij ruimte
in mijn hoofd."
Leeftink sluit de poort van het fort en gaat
voor naar één van de grote picknicktafels op
de binnenplaats.
Wat is je lievelingsdier?
„De boomvalk. Een klein valkje, dat alleen in
de zomer hier is. Het is nu al richting Afrika.
Het is niet heel zeldzaam, in heel Zeeland zijn
er twintig tot dertig paar. Het is een heel sier
lijk, elegant dier. Met een mooi maskertje, een
roomkleurige kop. Echt een zomerbeest, aan
gezien de lente en de zomer mijn lievelingssei
zoenen zijn... Als de boomvalk komt, kan het
niet meer stuk."
Waar kun je de boomvalk zien?
„Hier, op Rammekens, bij Westhove, in Toor-
envliedt en Ter Hooge, bij Schuddebeurs.
Parklandachtige gebieden. Open landschap,
omringd door bos. Hij eet insecten en kleine
re vogels. Walcheren is groener geworden en
daardoor is het aantal boomvalken toegeno
men. Het is een Afrikaanse vogel die in Euro
pa broedt. Als alle vogels in Afrika zouden blij
ven, was het daar te druk. Dan was er te wei
nig ruimte en te weinig eten voor ze."
Is dat een parallel met de mens?
„Hoezo?"
Veel Afrikanen leven in armoede, met weinig tot
geen eten, en zoeken een beter bestaan in Europa.
Als ze allemaal daar blijven, redden ze het niet.
„Ik heb het nooit zo bekeken, maar daar zit
wat in. Als het bestuur in Afrikaanse landen
goed zou zijn, zou het beter gaan. Eigenlijk is
het een heel rijk werelddeel, in grondstoffen
bijvoorbeeld. Helaas verdwijnt veel geld in de
zakken van de leiders. Het is niet voor niks
dat Afrikanen naar Europa komen. Als blan
ken zijn we ook overal naartoe gegaan, vaak
ook uit economische overwegingen. En de
mens is begonnen in Afrika. Als je de evolutie
theorie aanhangt."
Hoe zie jij de wereld op dit moment?
„Het is jaren goed gegaan, maar de afgelopen
tijd is de vlam in de pan geslagen. Het komt
dichtbij. Ik vind het bedreigend en het houdt
me bezig. Ik lees en denk er veel over na."
Ben je veranderd door de situatie in de wereld?
„Ia, maar ook door mijn leeftijd. Ik ben milder
en minder actiebereid dan vroeger. Ik kom uit
de jaren zeventig. Ik heb gedemonstreerd te
gen kernenergie en kernwapens. Ik was een
dienstweigeraar. Dat vloeide allemaal voort
uit de kringen waarin ik verkeerde. Ik was een
kind van mijn tijd."
Waar was dat?
„Ik ben in Vlissingen geboren en in Middel
burg opgegroeid. Daar ben ik ook naar de Pe
dagogische Academie gegaan. Mijn oma zei
toen: „Hm, daar zitten allemaal communis
ten.' Ik moest erom lachen, maar achteraf be
zien had ze wel een beetje gelijk."
Ben je daar politiek links geworden?
„Ik denk het wel. Mijn vader was absoluut
niet links. Die werkte bij Vitrite, in het hogere
echelon. Hij was een echte WD'er. Het leuke
is: in de loop der tijd zijn we naar elkaar toege
groeid. Hij is naar links opgeschoven en ik
naar rechts. En hij werd lid van de Zeeuwse
Milieufederatie."
Hoe staat het milieu in Zeeland er voor?
„Niet zo slecht denk ik. Maar ik heb meer te
maken met natuur. En een slecht milieu hoeft
niet slecht te zijn voor de natuur. Het is goed
dat we geen open vuilnisbelten meer hebben,
maar voor de meeuwen was het tafeltje-
dek-je. En nu het water veel schoner is, heb
ben andere organismen een kans."
En de natuur dan?
„Heel gedifferentieerd. Bepaalde soort gaan
vooruit, andere juist achteruit. Met amfibieën,
reptielen, vlinders en insecten gaat het niet
goed. Als je vroeger 's avonds met je auto naar
huis reed, zat je ruit vol insecten, tegenwoor
dig niet meer. Dat heeft gevolgen voor vogels.
De alleseters redden het wel, maar vogels die
afhankelijk zijn van insecten, hebben minder
te kiezen. De ringmus en het paapje doen het
niet geweldig."
Wat zie je daar dagelijks van als boswachter?
„Wat opvalt, is de opkomst van exoten die
hier van nature niet thuishoren. Vogels, water
planten, de reuzeberenklauw die uit Azië
werd ingevoerd als tuinplant. Die vullen ga
ten op in de ecologie."
En als je die reuzeberenklauw snoeit, zoals bij het
dorpsbos in Biggekerke, krijg je als Staatsbosbe
heer weer kritiek.
Het over
lijden van
mijn vrouw
heeft ook
verdieping
gebracht: ik
ben meer
bezig met
de essentie
van het
leven
„Liever kritiek dan onverschilligheid. Dat
geldt ook voor het kappen van bomen in bos
sen. Bomen zijn tegenwoordig voor heel wat
mensen heilig, en terecht. Maar mensen moe
ten ook begrijpen dat door het weghalen van
bomen andere bomen meer kans krijgen."
Wat is je lievelingsplek?
„De eendenkooi Slikkenbos bij Oostkapelle.
Een oase van rust. Het is ook een plek waar na
tuur en cultuur samenkomen. De mensen die
er ooit werkten om eenden te vangen, hadden
ook heel veel kennis van de natuur. Of je er
nou voor of tegen bent dat ze die eenden ook
de nek omdraaiden, het lokken en vangen ge
beurde wel met veel kennis van de natuur."
Wat vind je dan van jagen?
„Ja, dat is een lastige kwestie. Ik zit nu op een
cursus die veel met jagen te maken heeft: grof-
wildbeheer. Op zich... tja... Maar het doden
van dieren vind ik een vervelend iets."
Wat is het verschil tussen enkele herten afschieten
om de populatie in stand en beheersbaar te hou
den, en het kappen van een boom om andere bo
men de ruimte te geven?
„Dat kun je je afvragen ja. Nou, een beest kan
pijn hebben en een boom niet, voor zover we
weten. Ik heb er wel een hekel aan dat'het vij
anddenken van sommige jagers, die dieren zo
als de vos en de kraai als 'slecht' neerzetten."
Karei Leeftink grijpt naar de verrekijker op ta
fel. Te laat. De vogel is gevlogen.
Wat was het?
„Een gekraagde roodstaart. Een flinke rood-
borst, maar zonder rode borst. Hij heeft een
zwart maskertje, een roodbruin manteltje.
Ook een Afrikaganger, net als de boomvalk."
Je hebt hem niet gezien, dus hoe weet je dat het
een gekraagde roodstaart was?
„Ik zie dat het een vogel is, en ik hoor welke."
Heb je die verrekijker altijd bij je?
„Dat is een trouwe kameraad ja."
Heb je een gedicht geschreven over de eendenkooi?
„Jazeker."
Kun je dat voordragen?
„Nee, ik kan geen enkel gedicht voordragen.
Het staat op papier, dus ik hoef het niet te ont
houden."
Wat voor een gedicht is het?
„Over de winterse sfeer, de stilte. De stilte
komt voorbij, zo'n uitdrukking zit erin. En
blauwe reeën, omdat het avondlicht in de win
ter zo blauw is."
Moet je de natuur in om inspiratie op te doen?
„Ik haal wel inspiratie uit de natuur, maar
schrijven kan ik thuis, ik heb de beelden in
mijn hoofd."
Over blauwe reeën en de
stilte die voorbijkomt
door Maurits Sep
Karei Leeftink
is op 25 februa
ri 1958 gebo
ren in Vlissin
gen. Hij groeide
op in Middel
burg en ging
daar naar Stede
lijke Scholenge
meenschap Mid
delburg en de
Pedagogische
Academie. Hij
werkte als amb
tenaar bij de
provincie Zee
land en van
1985 tot 2000
als medewerker
voorlichting en
educatie bij Del
tawerken Neel-
tje Jans. Daarna
was hij actief
voor Natuur En
Zo in Terneu-
zen (natuur- en
milieu-educa
tie). Sinds 2009
werkt hij voor
Staatsbosbe
heer als bos
wachter en
voorlichter Mid
den-Zeeland.