ZEELAND GEPEILD
2 BUITEN
In deze serie reizen we de pijlen achterna. Wekelijks landt er
eentje lukraak op de kaart van Zeeland. En precies daar, op
die toevallige plekken waar ze natrillend wijzen, nemen we
poolshoogte. Op akkers waar bieten op de rooier wachten,
op borrelende schorren en slikken, in door westenwinden
getekend bosgebied, op dromerige duinen - elk stukje
Zeeland heeft een verhaal.
HAVENTJE BOMMENEDE
Oe resten van het
oude stadje
moeten nog altijd
op de bodem van
de Crevelingen
liggen
Meestal komt hij hier 's win
ters, zegt hij, en speurt
met zijn kijker het neveli
ge water af. Dan hoeft hij
zich niet zo te ergeren aan
al die kitesurfers: „Want
het staat weer vol cam
pers op de Brouwersdam." En daar gruwt hij
van. De kans om roodkeelduikers in de voor
delta te zien, is nu veel kleiner: „Het is een
trekvogel en een wat schuwe wintergast." Dus
verwachtte hij niet veel van zijn rondje
Zeeuwse dammen, vanuit zijn woonplaats
Rotterdam in de richting van de Braakman,
en evenmin dat hij een tussenstop zou maken
bij de Grevelingen. Maar de zon lokte hem
naar de Haven van Bommenede, op deze mid
dag waar enkele zeilschepen in de verte voor
bijschuiven als in een zomerse aquarel, en de
herfst nog even lijkt te aarzelen: „Hoewel de
meeste vogels al zijn vertrokken."
Rob Biersma (66) is met pensioen. Na een car
rière van ruim dertig jaar als redacteur en chef
bij NRC Handelsblad. Hij werkte op de redac
ties Wetenschap Onderwijs, Binnenland en
Opinie, en onder zijn leiding groeide De Ach
terpagina uit tot een fenomeen. Ook schreef
hij met collega Warna Oosterbaan tientallen
columns, die gebundeld onder de titel 'Ik kan
alles' in 2002 werden uitgegeven en als 'survi-
valgids voor het dagelijks leven' een pragma
tisch pleidooi vormen 'voor de zelfredzame
mens'. Het boek beleeft inmiddels een vierde
druk, zegt hij, maar binnenkort gaat het in de
najaarsaanbiedingen.
Vogels observeren deed hij altijd al. Nu doet
hij het vaker. In zijn eentje eropuit in de na
tuur. Hij stoort zich nauwelijks aan bordjes en
struint alle gebieden door. Ervaart het als een
substituut voor jagen, zegt hij, zonder dat hij
iets doodt. Hij wijst op de tientallen lepelaars
die met hun spatelvormige snavels door het
ondiepe water scharrelen: „Zij overwinteren
hier soms. En die zwarte ruiters, een eindje
verder, vliegen weer door." Hij kijkt even naar
de lucht. Een vogeltocht is voor hem geslaagd
als er verschillende weertypen langstrekken.
Het liefst start hij met regen: „Dan gaan men
sen die uitjes bedenken iets anders doen. En
ook als het later opklaart, heb je vaak de rest
van de dag de hele omgeving voor jezelf."
In het werkhaventje is het eveneens nog rus
tig. De oorspronkelijke naam van de plaats is
Insula Bomne, wat eiland van Bomne bete
kent. Het is in het begin van de 12e eeuw door
monniken gesticht op een van de vier eilan
den waaruit het latere Schouwen-Duiveland
is ontstaan. „Wist je dat het door handel en
visserij uitgroeide tot een welvarend stadje?",
vraagt Biersma. „Met huisjes om de haven en
de spuikom en een kerk die je vanuit de wijde
omtrek kon zien en een heel gunstige ligging;
toentertijd was de Grevelingen een belangrij
ke vaarweg."
Maar de woelige geschiedenis van overstro
mingen en wederopbouw gaat aan Bomme
nede niet voorbij, en hoewel het in de loop
der tijd gedeeltelijk wordt omringd door inpol
deringen, wallen en bastions, zal de storm
vloed van 1682 het toch in de golven laten ver
dwijnen. Wanneer in 1701 een deel van het
voormalige eiland wordt herdijkt en Bomme
nede erbuiten valt, vestigen de overgebleven
bewoners zich in het veiligste gebied van de
polder en ontstaat het buurtschap Nieuw
Bommenede, dat tot 1866 een zelfstandige ge
meente blijft. De Bommeneders zullen nog ve
le generaties lang een aparte groep zijn bin
nen de dorpsgemeenschap van het nabijgele
gen Zonnemaire.
Biersma slentert over de dijk en wijst langs de
ruim honderdvijftigjarige haven: „De resten
van het oude stadje moeten nog altijd op de
bodem van de Grevelingen liggen, maar om
dat daar een diepe vaargeul ontstond, is dat
amper terug te vinden." Het tij werd uitgeban
nen met de voltooiing van de stormvloedke
ring in de jaren zeventig, en daarmee verdwe
nen veel vogelsoorten: „Er is nu te weinig
voedsel." Toch ziet hij hier iedere winter do-
daarsjes. En een middelste zaagbek; een in Ne
derland schaarse broedvogel die in zoetwater-
meren en rivieren voorkomt, een stekelige
kuif heeft en een slanke, rode snavel met daar
op kleine tandjes.
Turend door zijn verrekijker zegt hij dat hij
'het leven op de krant' wel mist: „Alle hectiek,
het improviseren en het grijpen van de actuali
teit. Nieuws meebepalen en soms zelfs ma
ken." Dat een lange loopbaan van de ene dag
op de andere voorbij is, terwijl wij met onze
hoge levensverwachtingen nog vele jaren voor
de boeg hebben, vindt hij ongezond: „Geleide
lijk afbouwen is voor alle partijen echt beter."
Dan dieselen vanaf de heiige Grevelingen en
kele zeilboten binnen. Langs de steigers klinkt
gelach, het opentrekken van blikjes. Even later
drijven houtskoolgeuren over het water. Voor
hem is dit het sein tot vertrek. Komend jaar
hoopt hij solo naar Suriname te zeilen, vertelt
hij, met zijn Wauquiez Gladiateur: „Een Brits
ontwerp, in Frankrijk gebouwd. Die is slechts
tien meter lang, maar heel geschikt voor
oceaanreizen."
Voor het zover is zal hij nog wel eens een keer
tje de Haven van Bommenede aandoen, weet
hij: „Als het guur is. En heel hard regent."
I l
Een eiland
van naam
Rob Biersma
door Jacoline Vlaander